Mijn openingsbericht van deze serie riep meteen al een reactie op. Theatermaker Ivar van Urk meldde mij in zijn reactie dat de wetenschappelijke benadering van de werking van kunst een heilloze weg is. ‘Kunstbeleving is geen exacte wetenschap, zoals aerodynamica dat wel is,‘ stelt hij, ‘dus is er geen eensluidend antwoord op waarom precies iets als mooi of ontroerend wordt ervaren. Mocht dat wel zo zijn zou je na onderzoek exact kunnen weergeven HOE ontroerend of HOE grappig een bepaald werk is.’
Maar laat dat nu juist wel het doel zijn, althans het doel zijn geweest van al vrijwel elke kunstenaar en theoreticus uit het verleden. Het begon voor zover bekend allemaal bij de Griek Aristoteles die in de 4e eeuw voor onze jaartelling probeerde te omschrijven waarom we geraakt worden door dichtkunst, theater of welsprekendheid. Zijn beschrijving van methodes en effecten werd in onze middeleeuwen een voorschrift, en daar hebben we ons in later eeuwen weer tegen verzet. En terecht, want op regeldwang zit niemand te wachten.
Ivar wil liever weten waardoor ik geraakt wordt.
Goed dan.
Op nieuwjaarsdag werd ik geraakt dankzij een verhaal van saxofonist Tom Beek op de website van Niels Aalbers. Beek probeert uit te leggen waarom de saxofoonsolo van Clarence Clemons in Bruce Springsteens magnum opus ‘Jungleland’ mensen zo diep raakt. Het feit dat ik op de eerste dag van 2013 alleen door die vraag alweer zat te janken achter mijn kommetje krokante muesli zegt genoeg. Alleen het denken aan dat nummer en aan die saxofoonsolo uit 1975 kan een volwassen man in tranen doen uitbarsten.
Ik ben niet de enige.
Het gaat dus verder dan mijn privé-herinnering, mijn ideale leeftijd voor Jungleland (toen 15, nu 50) of de depressie na de oliebollen. Het is ook niet het verhaal van het lied, en zelfs niet de som der delen. Al helpt die wel enorm, natuurlijk.
Tom Beek komt in zijn beschouwing aanzetten met de pentatonische toonladder, die Clemons toepast in zijn solo. Ik kon daar even niets mee, tot ik besloot me er kort in te verdiepen. En wat blijkt: de pentatonische toonladder is de heilige graal van iedere componist. De pentatonische toonladder bevat de vijf noten die je altijd zingt als je begint met zingen. Ik ga je niet lastigvallen met de muziektheoretische verhandeling op wikipedia, maar kan het verhaal heel simpel laten zien via onderstaande video. Zanger en stemkunstenaar Bobby McFerrin laat een zaal vol stomverbaasde toeschouwers op een wetenschappelijk congres ervaren wat die oernoten met de mens doen.
[youtube ne6tB2KiZuk]De pentatonische toonladder blijkt de sleutel tot ons muziekgevoel te zijn, maar ook de sleutel tot onze emoties. Dat overstijgt culturen wereldwijd, want McFerrin vertelt dat hij het principe met ieder publiek wereldwijd kan laten zien.
Vijf noten, of liever gezegd vijf toonverschillen, blijken aan de wortel te liggen van onze kunstbeleving.
Mijn vraag aan mezelf, aan Ivar van Urk en aan al die anderen die vinden dat kunst niet objectiveerbaar is: is dat magie of zit er een gewone verklaring achter? Bach vond in ieder geval dat laatste.
Eén reactie op “Vijf magische noten”
[…] pentatonie kom je vrijwel vanzelf op de Gulden Snede. En los van het feit dat de werking van zowel die vijf […]