Binnenkort heb ik een moestuin. Een lap grond van 250 vierkante meter die ik voor een euro per meter per jaar pacht van de amateurtuindersvereniging in mijn wijk. Ik heb er grote plannen mee. Niet dat ik plotseling enorm ga tuinieren, of mijn tuin ga vol zetten met bonenstaken en preien, zoals mijn naar verwachting Turkse buurman, maar toch. Een stukje siertuin om van te genieten: een pergola met wijnranken, een kas voor de paprika’s, komkommers en aubergines en een stukje echte groentetuin.
Lijkt me heerlijk.
De vereniging waar ik lid van ben verzamelt het dode hout, samen met de andere leden onderhouden we de openbare delen en houden we de watergangen schoon, we delen de zwaardere tuingereedschappen. En we helpen elkaar met stekjes en tips. Verder is het ieder voor zich, en dat is prachtig.
Ik zou niet anders willen. Het is mijn hobby, en zo moet het blijven.
Maar wat nu als de tijden zwaar worden? Wat als de voedselprijzen ook in Nederland extreem gaan stijgen? Wat als supermarkten sluiten en we plotseling op eigen productie zijn aangewezen? Ik kan dan bijvoorbeeld mijn groentetuin uitbreiden ten koste van mijn siertuin, de kas volstouwen met uitsluitend nuttige zaken en de wijnranken op de pergola vervangen door druiven waar ook nog eens goede wijn van te maken is. Maar dat zal me niet het jaar door helpen.
Er is een andere oplossing.
We kunnen de amateurtuin professionaliseren. Dan verandert de amateurtuindersvereniging in een coöperatie. De vereniging wordt een onderneming geleid door de leden zelf. We zoeken uit wie waar het beste in is. Waar is de beste grond voor aardappelen, wie heeft het beste licht voor bloemen, en welke plek ligt beschut genoeg voor kwetsbare planten. We verkennen elkaars talenten en weten dat er een paar leden zijn die heel goed werk doen met kasplantjes, dat er een paar mensen zijn die alles van composteren weten, en dat een paar leden heel erg goed weten waar je wat kunt verkopen. Mijn Turkse buurman kan als geen ander op bijna industriële schaal tuinbonen en kikkererwten kweken. In het midden aan de vijver is een mooie set tuinen waar leden met gevoel voor stijl een prachtige siertuin aanleggen, met een theehuis dat goed kan worden verhuurd voor bruiloften en partijen. Met muziek van het bandje dat enkele leden samen hebben gevormd. Het doel wordt winst maken. Want uiteindelijk gaat het om ons aller overleven.
We hebben nog steeds die 250 vierkante meter per lid, we hebben nog steeds evenveel zeggenschap, maar wie meer inbrengt krijgt ook meer terug, want de winst verdelen we naar rato. Als er winst is, want we zorgen natuurlijk voor een gemeenschappelijke verzekering en een steunfonds voor als het een keertje tegenzit. En daaruit betalen we ook die extra hulpkrachten voor als een lid wegens ziekte even niet aan zijn tuin kan werken.
Boeren kiezen al eeuwen voor deze vorm van samenwerking, omdat het de beste manier is om de kracht van zelfstandigheid te combineren met de zekerheid van de groep. Iedereen draagt bij naar eigen vermogen, en deelt naar de eigen inbreng in de opbrengst.
Zo’n coöperatie, zo’n gezamenlijke onderneming is dus geen vrijblijvend gebeuren: Het is niet langer ‘ieder voor zich’, of een los-vast verband van vrije jongens en meisjes. We gaan samen risico’s aan, opdat we er samen uiteindelijk meer aan overhouden.
Ik hoop dat deze toekomst voor mij als amateurtuinder nog ver weg is. Ik lummel graag met mijn liefde op een schommelbank en kijk het liefst naar mijn hond die tussen de plantjes scharrelt.
Maar ik weet dat de coöperatieve vereniging voor mij als freelance journalist inmiddels werkelijkheid is geworden. Dinsdag 18 september lanceren we het coöperatief cultureel persbureau in Amsterdam.