Den Haag is best ingewikkeld voor wie er niet dagelijks komt. Ik was er vorige week maandag, als toeschouwer bij de behandeling van de cultuur- en mediabegroting en het heeft mij tot nu gekost om volledig te begrijpen wat er aan de hand is. Voor dat inzicht was het van essentieel belang om er live bij aanwezig te zijn. Om een sociaal systeem als de Tweede Kamer te snappen moet je namelijk niet alleen luisteren naar wat er gezegd wordt, en zien wie er aan het woord is, veel belangrijker zijn de ‘luistershots’: de lichaamstaal en handelingen van hen die niet aan het woord zijn.
Wie bijvoorbeeld opvallend weinig aan het woord was, en dus voor de thuisblijvers ook nauwelijks in beeld, was Martin Bosma, partij-ideoloog en cultuurwoordvoerder van de PVV. Hij leunde vaak achterover, grijnsde veel en zijn enige interrupties waren opmerkingen over drie gemeenteraden (steeds een waarin respectievelijk de PvdA, D66 of Groenlinks de cultuurwethouder leverde) die tot zwaardere cultuurbezuinigingen dan het kabinet hadden besloten. Doel van deze handelingen was opnieuw het framen van de discussie en het afleiden van het werkelijke punt: het raadsel van het waarom van de kunst- en mediabezuiniging.
Immers, naarmate staatstecretaris Halbe Zijlstra langer aan het woord was, werd ook duidelijker dat het hem niet begonnen is om een ingrijpende stelselwijziging. Althans, in essentie is het inhoudelijke verschil met het beleid van voorgaande cultuurministers en staatssecretarissen op die portefeuille minimaal: dit kabinet wil meer nadruk op eigen verdiensten en wil kijken of er een nieuw mecenaatssysteem kan worden opgetuigd. Dat verschilt niet van het minderhedenaccent van Rick van der ploeg of de eductatieplannen van dat roemloze harpmeisje van D66, dat hem een paar jaar terug opvolgde. Inhoudelijk Cultuurbeleid is altijd beleid geweest op inhoudelijke marges en daarin verschilt het beleid van Halbe Zijlstra niet van de rest. Ook de inhoudelijke beleidswens om het systeem van ‘peer review’ eens onder de loep te nemen past daarin: de kunstwereld snapt dat best, en het is nuttig om te zien of dat transparanter kan.
Waarom dan de als ‘echte verbouwing’ en rigoureuze andere richting aangekondigde wetswijziging? Waarom die pas op de plaats van een jaar waarin op de lange termijn werkende kunstinstellingen als het Concertgebouworkest en De Nederlandse Opera niets mogen doen? Inhoudelijk is er geen reden voor, omdat Zijlstra inhoudelijk niets anders wil dan wat er in 2008 is afgesproken. Toen is er namelijk gekozen voor een basisinfrastructuur van voor het erfgoed en de maatschappij ‘onaantastbare’ waarden als het Rijksmuseum en het Nationale Ballet. En daar moet Zijlstra nu aan gaan knabbelen. Die basisinfrastructuur van die paar levensnoodzakelijke kunstinstellingen was immers in de wet vastgelegd, om na jaren van onzekerheid eindelijk rust en transparantie in het kunstbeleid te krijgen. Dat weer overhoop halen betekent een (overigens peperdure) procedure tot wetswijziging, waar ook nog eens veel extra ambtenaren voor nodig zijn. Immers, zonder een grondige verkleining van de wettelijk vastgelegde basisinfrastructuur kun je niet 200 miljoen euro bezuinigen: dan verdwijnt namelijk de kunstsector buiten die basisinfrastructuur helemaal. Dat gaf de staatssecretaris toe tijdens het debat.
Bij de begrotingsbehandeling, die maandag in Den Haag, kwam het dus niet tot een inhoudelijk debat, omdat het inhoudelijke debat feitelijk in één zin door de cultuurwoordvoerder van gedoogpartij PVV werd samengevat: ‘Wij vinden iedere cent die er aan cultuur wordt uitgegeven er één teveel.’ En daarmee was de kous af. Die 200 miljoen bezuiniging is al een compromis. Ook al kost die bezuiniging aan juridische procedures en extra ambtelijke inzet uiteindelijk meer overheidsgeld dan een veel kleinere ingreep, of zelfs een investering van enkele tientallen miljoenen. Over die gevolgen wil de PVV natuurlijk niet nadenken, en dankzij het gedoogakkoord op hoofdlijnen hóéft de PVV daar ook niet over na te denken. Wanneer de cultuurbezuiniging door de eigen ambitie verwordt tot de Betuwelijn van het huidige kabinet, kan de PVV vanaf de zijlijn dan gewoon blijven roepen dat die Haagse lui er niets van bakken.
Blijft over dat ook de PVV af moet van de door Wilders en Bosma gemunte term ‘Linkse Hobby’. Tijdens het debat begon Bosma daar al mee door een aantal ‘Linkse Vijanden van de PVV’ te dagen om uit te komen leggen waar de PVV de kunstsubsidies ooit links had genoemd. Dat dat in op pagina 52 van het eigen verkiezingsprogramma was, maakte het even tot een pijnlijk moment, maar meer ook niet. De rest van de aanwezigen nam het al niet meer serieus, maar zou dat wel moeten doen.
De Provinciale Staten-verkiezingen staan voor de deur, en nu er in alle provincies gewonnen moet gaan worden door VVD en PVV, is het wegzetten van het cultuurminnende bevolkingsdeel als links en ‘grachtengordel’ strategisch helemaal niet handig. De komende tijd zal het spindocteren van Bosma c.s. dan ook daarop gericht zijn: het zo snel mogelijk doen vergeten van de term ‘linkse hobby’. Ik ben benieuwd naar wat de partij daarvoor in de plaats gaat zetten.
En toch moet een psycholoog me nog eens vertellen waar die kunsthaat van de PVV vandaan komt. In alle andere landen waar populistische, nationalistische bewegingen opkomen is cultuur de speerpunt van hun beleid, niet datgene waar de punt op is gericht. Voor het beschermen van de volksstaat tegen vreemde invloeden is immers een sterke eigen cultuurwereld van levensbelang? We zullen zien hoe lang de PVV blijft afwijken van die norm. Dat is dan wel weer een norm waar ieder vrijdenkend mens zich met hand en tand zal moeten blijven verzetten.