Toeschouwers aan het woord (2): Ik wil zelf kunnen bepalen hoe ik kijk


Ze zitten heel vaak in het theater, en weten heel goed wat ze willen. Annelies Hoeneveld en Vincent Mulder zijn vaste bezoekers van de Kleine Zaal van de Rotterdamse Schouwburg. 

Annelies Hoeneveld (21) en Vincent Mulder (60) zijn beiden in het bezit van een ‘Onbeperkt Kleine Zaal Kaart’ van de Rotterdamse Schouwburg. Ze figureerden ook in een reclamefilmpje over dit Rotterdam uitgevonden concept en werden daarom door de Rotterdamse Schouwburg ook voorgedragen voor dit interview. Behalve hun frequente schouwburgbezoek hebben ze niet zoveel gemeen: Mulder werkt als systeemontwerper bij Nationale Nederlanden en Hoeneveld studeert voor docent drama aan de Artez Hogeschool in Arnhem. Ze kennen elkaar niet.

De eerste confrontatie met het echte toneel kwam voor Annelies Hoeneveld een jaar of 12 geleden, toen ze met haar vader meeging naar een voorstelling in de grote zaal van de Rotterdamse Schouwburg: ‘Volgens mij van het Scapinoballet. Mijn vader nam me mee naar een vrij experimenteel stuk van twee dansers die een uur lang alleen maar bodyclapping deden. De kleding ging steeds verder uit en op het eind stonden er alleen maar twee mannen in een onderbroekje op hun lijf te slaan. Dat was mijn eerste aanraking met dans die ik me kan herinneren. Toen we terug in de auto zaten zei ik: “Papa, ik weet niet wat ik net heb gezien, maar ik vond het wel interessant.” ‘

Hoeneveld beschrijft haar ouders als ‘echte theaterliefhebbers’: ‘Mijn moeder is beeldend kunstenares en mijn vader werkt in de ICT, maar hij filosofeert graag. Hij gaat ook graag naar toneel en maakt zelf ook beeldend werk. Het zit dus wel in de familie dat ik nu ook een creatieve studie ben gaan doen.’

 Binnenkomer

Met haar vader bezocht Annelies zo’n beetje alle voorstellingen van het Scapino Ballet. Zelf ging ze al jong lessen volgen bij het Jeugdtheaterhuis Zuid Holland in Gouda. Haar middelbare school was het Thorbecke Lyceum, waar veel aandacht is voor creatieve vakken.

Vincent Mulder is als kind nooit met zijn ouders naar het theater geweest. Zij hadden een abonnement op de schouwburg, maar dat sprak de jonge scholier niet zo aan. Zijn eerste kennismaking met het toneel was een voorstelling van Knecht van Twee Meesters met Henk van Ulsen in de hoofdrol, nu 45 jaar geleden: ‘Dat was een heel leuk stuk, en dus een hele makkelijke binnenkomer voor een nieuwkomer als ik was.’

Die ‘Knecht’ was het begin van een periode waarin hij met school twee keer per jaar naar het theater ging. ‘Pas in mijn studietijd ben ik vaker gegaan. Dan waren vrienden ook meer de trigger. Toen ging ik ook minder naar het grote theater, en vaker naar het kleine theater. Met name naar Lantaren/Venster in de Gouvernestraat. Leuke stukken meestal. Funhouse en Hauser Orkater.’

Hij erkent dat de studie bedrijfseconomie nu niet bekend staat als de meest culturele studie: ‘De studie is heel saai, dus dat moet je compenseren. We gingen met vrienden ook wel eens naar het Appel Theater. En er stond naast de oude schouwburg hier ook nog een klein theatertje, het Piccolo. Daar kwam het Appeltheater vaak.’

Sinds hij houder is van de Onbeperkt Kleine Zaal Kaart gaat Mulder zeker twee keer per week naar een voorstelling. Annelies Hoeneveld gaat iets minder vaak, maar in de tijd dat ze wegens omstandigheden een jaar aan de Maasstad gebonden was en niet in Arnhem kon studeren ging ze eens in de twee weken. ‘Voor mij was het belangrijker dat ik naar het theater ging dan dat ik iets anders deed met mijn vrije tijd. Ik had ook een Pathé abonnement kunnen nemen, maar theater spreekt me meer aan. Je kan even kijken naar een stukje werkelijkheid dat op een andere manier is vormgegeven. Het was heel fijn om niet meer in de realiteit van buiten te zijn. Eerst even hier in de hal van de schouwburg een kopje thee drinken. Dan de voorstelling, na afloop nog wat drinken. Mijn werkelijkheid was gekaderd. Die mensen vertellen mij iets, het is live, je ziet de acteurs echt aan het werk.’

 Internet

Die nabijheid is ook de reden dat Mulder een voorkeur heeft voor het theater in de kleine zaal. Hij maakt voor zijn keuze gebruik van het papieren programma dat de schouwburg uitgeeft, maar ook van internet: ‘Vaak zijn het theatermakers die ik al eens gezien heb. Ik volg dat via de website en ik krijg natuurlijk aan het begin van het seizoen het papieren programma thuis. Dat is tegenwoordig heel klein, maar dat werkt prima. Zo maak ik mijn eerste keuze, en daarna ga ik naar de website. Daar kan ik me ook verdiepen in de achtergronden van een stuk. Zoe kom je er ook wel eens achter dat je iets over het hoofd hebt gezien: een bepaalde theatermaker of acteur. Dat je ziet: shit, die acteur komt dan, dat wil ik eigenlijk ook wel zien.’

Reserveren doet Vincent nooit: ‘Ik koop pas op het laatste moment kaarten. Helaas is het zo, dat de schouwburg vaak niet uitverkocht is, dus als er twee avonden zijn kun je altijd op een laat moment de goede avond kiezen. Als het continu uitverkocht zou zijn, zou ik van tevoren moeten kopen, maar dat komt eigenlijk niet voor.’

Internet is voor Annelies Hoeneveld de primaire bron van informatie: ‘Ik zocht het in dat eerste jaar uit op groepen die voor mij onbekend waren. Voor mijn studie in Arnhem zie ik ook heel veel voorstellingen, dus ik ga niet zomaar op de bonnefooi. Ik zoek groepen uit die ik niet ken, en dan kan ik met een open blik kijken. Ik heb daardoor Theatergroep Discordia ontdekt, wat ik echt heel gaaf vind. Dat zijn van die kleinere groepen die je niet zomaar in elke schouwburg ziet.’

Voor het overige kan Hoeneveld zich out of the blue niet veel namen herinneren. ”Ik ben heel slecht in namen. Ik ben naar Oostpool geweest, maar die ken ik al uit Arnhem. Welke nog meer? Nachtgasten heb ik gezien. O, dat had ik echt op moeten schrijven. Het staat in mijn agenda. Ik heb er heel veel gezien. Ik vind het heel stom dat ik dat er niet zo uit kan floepen.’

Foto

Ze koos haar stukken uit op thema, maar ook op beeld: Als de foto op de site me aansprak, dan ging ik al. Het moet me prikkelen. Dat ik denk: ah, dat lijkt me interessant. Niet dat het al mijn vragen meteen invult, maar dat ze die vragen oproepen. Het beeld waar ik naar op zoek ben is iets in actie. Niet iets statisch. Het moet bewegen. Dat je ziet dat die acteurs aan het werk zijn. Dat ze in een voorstelling staan. Dat je ook iets van het decor ziet, dat je weet hoe het er ongeveer uit ziet. Dan wil ik graag meer zien. En zo’n decor, dat moet niet teveel poespas hebben. Ik ben erg voor het verbeelden, dus dat je zelf nog iets kunt bedenken. Ik wil geen echt realistische huizen of deuren. Het mag wat mij betreft ook een streep op de vloer zijn. Iets wat hangt.’

Bij een foto van stilstaande mensen in een realistisch huiskamerdecor zou ze direct wegklikken: ‘Dan zou ik niet gaan. Of ik zou gaan als het net iets té realistisch is. Dat je een knipoog ziet. Bij twijfel zou ik even door de tekst scannen. En dan die eventueel lezen.’

Voor haar keuze laat Hoeneveld zich leiden door website van de schouwburg en een paar nieuwsbrieven van gezelschappen en makers waarop ze is geabonneerd. Voor de dagelijkse informatiestroom is er Facebook: ‘Als je je bijvoorbeeld abonneert op een groep kan je alles volgen. Hun regelmatige posts over het maakproces of over ervaringen: dat blijft wel in je achterhoofd. Generale Oost in Arnhem doet veel postings over het repetitieproces. Foto’s over hoe ze aan een lange tafel het script aan het lezen zijn. Dan ben ik ook benieuwd naar het eindresultaat, omdat ik iets weet over hoe ze het hebben gemaakt.’

 Mening

Niet dat ze dan direct op ‘Vind ik leuk’ klikt: ‘Ik gebruik Facebook vooral om te volgen wat er gebeurt, en niet zozeer om mezelf te positioneren met en mening.’

Kranten leest ze niet. Althans niet als het om informatie over theater gaat: ‘We hebben wel veel les op school in dramaturgie en dan heb je het er wel over. Dan bespreek je voorstellingen die op school geweest zijn, of in de schouwburg. Maar kranten volg ik niet. Ik lees bepaalde artikelen, omdat docenten die kopiëren. Hieronder vallen ook artikelen uit de TM. Je hebt ook in België zo’n theaterblad. Daar krijgen we ook stukken uit aangereikt.’

Recensies leest Hoeneveld niet: ‘Nou, de Volkskrant lees ik wel, en daar lees ik ook wel eens recensies, maar ik laat mijn mening niet bepalen door iemand anders. In een enkel geval, zoals bij Hema de Musical waar ze zo’n realistisch decor hadden, vond ik het wel interessant om te lezen wat erover gezegd wordt. Maar niet per se vooraf.’

Een jaar geleden verdween de krant ook uit de brievenbus van Vincent Mulder: ‘De Nieuwe Rotterdamse Courant ging naar Amsterdam. Dat is een raar verhaal. Vooral als je ziet hoeveel nieuws er tegenwoordig van de straten in Hilversum of Amsterdam komt, en niet meer uit de rest van het land. Er komt geen nieuws meer uit Rotterdam, uit Eindhoven of uit Twente. Ik vind het echt heel jammer dat journalisten hier niet meer de straat op gaan. Hele goede krant, de NRC, maar ik lees hem niet meer. Ik lees wel de website, daar ga ik elke dag naartoe, maar ik lees geen theaterrecensies meer. Dat staat niet op de website.’

Dat vind hij een gemis: ‘Ik las ze vooraf. Voor het bepalen van de keuze. Als een voorstelling helemaal afgekraakt is, ga je nog eens een andere recensie kijken en dan heb je misschien een reden om te gaan, of juist niet. Ligt eraan wie het stuk heeft geschreven. Ik ken ze niet goed. Ik ken er eentje van de NRC, en daar let ik nooit zo erg op. Die heeft misschien zijn persoonlijke voorkeur. De jongere recensenten zijn leuker.’

Online zoeken naar recensies doet Mulder net zo min als Hoeneveld: ‘Dat is ook een hoop werk, hoor. Je kunt op de site van de schouwburg rondkijken. Ze houden daar ook de recensies bij. Maar dat andere, dat wordt allemaal veel te veel. Ik lees ook geen theatertijdschrift. Ik kijk liever naar theater dan dat ik erover lees.’

Hoeneveld wil zich zo min mogelijk laten sturen: ‘Ik vind het heel moeilijk om zelf direct na afloop te bepalen wat ik er nou van vond. Maar omgekeerd is het ook lastig. Ik was hier in Rotterdam naar de voorstelling De Misantroop van Oostpool en daar was een voorbespreking bij. Ik vond het achteraf jammer dat ik hier bij was, want ik kon nu niet meer onbevangen kijken. Daarom lees ik denk ik ook geen recensies. Ik wil zelf kunnen bepalen hoe ik kijk.

 Individueel

Voor beide kleine zaal-kijkers is het bezoeken van voorstellingen een individueel gebeuren. Ze gaan liever alleen dan met vrienden of collega’s. Volgens Mulder is toneel daar te moeilijk voor: ‘Ik neem weleens iemand mee, maar dan zit je gewoon te wiebelen op je stoel als het stuk de verkeerde kant uit gaat, als je bang bent of het wel in goede aarde valt. Ik heb een buurman, die zou best naar mooie stukken kunnen gaan met veel muziek, maar die gaat daar niet gelukkig van worden. Dan zou je echt een andere manier van theaterbezoeken moeten hebben, dat je bijvoorbeeld erin en eruit kunt lopen. Maar dat is lastig bij theater.’

Hoeneveld kan zich één geval nog herinneren: ‘De voorstelling van Discordia was zo ingericht dat je na afloop nog een drankje kon drinken op het toneel. Toen raakte ik in een verhitte discussie met een wat oudere man die het helemaal niks vond en die voor mij in zijn stoel had zitten draaien en zuchten. Zijn vriend was weggegaan maar hij was gebleven tot het eind, en ik vroeg hem: waarom bent u dan niet ook weggegaan? Het was een leuk gesprek, maar hij nam mij niet helemaal serieus. Alsof ik niets van theater wist. Hij zei: “Maar jij kent Brecht helemaal niet!”, waarop ik zei: “maar ik weet wel wie hij is!”. Dus het was een leuk gesprek, en dat leverde ook weer gesprekken op bij andere mensen. Daardoor ontstond er een open sfeer.’

Vincent Mulder zou zelf nooit weglopen bij een voorstelling: ‘Zelfs bij de film loop ik niet weg. Ik ga altijd nog wel het experiment aan. Zo’n maker heeft toch wat willen vertellen. Ik ga dan hoogstens de volgende keer niet meer.’

 Missie

Mulder zal ook niet zo snel mensen willen bekeren tot het theater. Daarvoor is het te kwetsbaar: ‘Ik ben weleens met een heel team van collega’s hier geweest bij een stuk van Jim van der Woude en René van ’t Hof. Daar hebben die collega’s het nog heel lang over gehad, maar ik weet niet of ze daarna vaker naar het theater zijn geweest.’

Voor haar opleiding loopt Hoeneveld nu stage op een MBO-school in Arnhem, waar ze veel aan creatieve vakken doen. Zij zou haar studenten daar nooit meenemen naar theater: ‘De belangstelling en de tijd is er niet om het goed voor te bereiden. En als ik dan zou bedenken waar ik ze mee naartoe zou nemen, weet ik het zo net niet. Ik wil ze wel een positieve ervaring geven. Voor mij kwam destijds de positieve kant ook pas later, maar voor hen moet dat sneller werken. Ik ben er nu vooral op gericht om de studenten op dit moment een positieve ervaring te geven, en niet pas achteraf.’

Lees ook: Toeschouwers over de schouwburg

Verschenen in het meinummer van Theatermakersvakblad TM

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.


Eén reactie op “Toeschouwers aan het woord (2): Ik wil zelf kunnen bepalen hoe ik kijk”