De oude Route Nationale 7 van Parijs naar het zuiden straalt eigenlijk met de dag meer nostalgie uit. De nog grotendeels tweebaansweg doorkruist steden en dorpen, en zorgde daar, ooit, voor een bloeiende cultuur van bedrijvigheid met alle bijbehorende hotelletjes, restaurantjes en cafés.
Dat is allemaal weg. Sinds een jaar of dertig zijn alle tolwegen in Frankrijk zo’n beetje af, met die naar het zuiden, de oudste, de Autoroute du Soleil, als grootste verwoester van lokale economieën. Wat overblijft zijn vervagende reclameschilderingen, gesloten cafés, hotels en restaurants en ingeslapen dorpjes. Het verval gaat door.
In Cravant, een kilometer of 20 ten zuidoosten van Auxerre en vlakbij Irancy, zijn nog twee hotels en anderhalf restaurant over. Het café aan het dorpsplein in het schilderachtige dorpje staat te koop, de bakkerij stopt er na de zomer mee en zo blijft er nog één alimentation en één tabac over. In de zomer scholen de vijf hangjongeren van Cravant samen onder de platanen bij de stadspoort. Immers, na het verdwijnen van het verkeer, verdwijnt ook de werkgelegenheid en het vertier uit de streek. Wie jong is en geen wijnboer, heeft er niets te zoeken.
Wie er ook niet heel veel te zoeken hebben, zijn de uitbaters van Hostellerie St Pierre. Ze hebben het best hoog aangeschreven Logis de France tentje kennelijk voor een zacht prijsje kunnen overnemen, en laten er nu hun dromen uitkomen.
Helaas zijn dat niet de onze.
Overal druppelen goedkope zenfonteintjes en in de tuin staat het nietzohardhouten meubilair te verwrakken. Boeddhabeeldjes naast windmolentjes. Een kerstman en kerstverlichting om het hek, die uitbundig knipperend en looplichtend aangaat als iemand het lichtknopje bij de kamerdeur indrukt. Op 5 augustus.
Aan de muren een allegaartje van plaatjes van oude mannen, in het restaurantdeel guppen in een wijnglasvormige vaas. Over het eten elders meer.
De kamer is klein en bevindt zich in een bijgebouwtje dat met moeite in een soort historiserende stijl in elkaar is gehamerd, met plastic schroten, steenstrips en bloemetjesbehang. Dat die kamer ‘Nuits St Georges’ heet kunnen de wijnmakers uit dat dorp beter niet te weten komen, want alles aan dit kot straalt hopeloosheid uit. Het tweepersoonsbed is langdurig aan één kant beslapen door corpulente handelsreizigers. Daar kun je dus niet comfortabel met zijn tweeën in liggen, nog los van het feit dat de doorgelegen matras keihard is.
En dan het Ding. Enkele malen per nacht kon je ervan wakker schrikken. Een moeizaam gekerm, gevolgd door een geluid wat het best te omschrijven is als een niezend nijlpaard. Bij de derde keer rechtop in bed werd duidelijk dat het ging om een automatische luchtverfrisser van het type dat in wegrestaurants aan de 20 kilometer verder gelegen Autoroute op zijn eentje de heren- en damestoiletten van opluchting voorziet. Nu vergaste het ons. 1 keer per anderhalf uur.
Maar wel heel romatisch. Zo gaat het verval van de RN7-oevers natuurlijk wel veel sneller. Tenzij er die typische ranzige routier-hotelletjes als Des Lilas blijven bestaan.