Utrecht huilt


Een
hele stad van de culturele kaart geveegd

Utrecht is een hoog opgeleide stad, en
de Utrechtse bevolking is de meest culturele van Nederland. Harde
cijfers van de Utrecht
Monitor 2008
, het statistische onderzoek dat zo’n beetje alles
meet wat er in Utrecht te meten valt. Er valt nauwelijks iets te
klagen voor de bevolking van de als klagerig bekend staande vierde
stad van het land. Maar helaas is het cliché ook waar: schijn
bedriegt. Harder dan de cijfers van die monitor zijn namelijk de
cijfers die Utrecht te wachten staan in september. Cijfers die niet
alleen een direct negatief effect op de stad hebben, maar die ook
fnuikend zijn voor de ambities van Utrecht om in de komende decennia
door te groeien op cultureel gebied.

De vernieuwingen in het cultuurbeleid
die het huidige kabinet aan het doorvoeren is, dreigen van Utrecht
een derderangs achterblijver in de randstad te maken. Alles wat er in
de afgelopen vijftien jaar aan winst is geboekt op cultureel gebied,
gaat verloren als de huidige plannen voor een Basisinfrastructuur
(Bis) worden goedgekeurd. Die plannen, door het ministerie zelf
vastgesteld, zouden namelijk een forse investering van zowel gemeente
als rijk met zich meebrengen in het Utrechtse culturele leven. De
gemeente heeft zijn woord gehouden en komt met twee miljoen extra.
Minister Plasterk weigert echter zijn steentje bij te dragen: in
plaats van te investeren zet het ministerie van OC&W de subsidies
voor Utrecht terug op het niveau van 2006.

Dat is al onaanvaardbaar voor Utrecht.
Erger is nog dat de op zijn zachtst gezegd curieuze beoordeling die
het NFPK+ heeft gegeven van een aantal dragers van het Utrechtse
culturele leven de klok voor Utrecht niet twee, maar vijftien jaar
terug zet. De vierde stad van Nederland wordt nu teruggeworpen op
een niveau dat voor het laatst bereikt werd, diep in de jaren tachtig
van de vorige eeuw. Toen een gemeentelijk rapport niet alleen lokale
makers, maar ook het Utrechtse publiek naar Amsterdam doorverwees,
omdat Utrecht niets te bieden had.




Eigengereid

De cultuurdragers van de stad Utrecht
zijn eigengereider, actiever, ondernemender en spraakmakender dan de
gemiddelde cultuurambtenaar op OC&W voor mogelijk houdt, of zelfs
wenselijk acht. Yo! Opera Festival brengt nieuw en onverwacht publiek
naar de opera, Huis en Festival aan de Werf toonde als eerste aan dat
een vrolijk zomerfestival te combineren is met talent- en
kunstontwikkeling. DOX maakte theater door jongeren aantrekkelijk
voor een gewoon publiek, Aluin brengt met repertoire en eigen werk
een breed en jong publiek de kleine zalen in. ’t Lab van De
Berenkuil ontwikkelt jeugdtheater dat internationaal hoge ogen gooit.
En dan: BAK is een wereldwijd toonaangevend beeldende kunstcentrum,
de Animatiefilm vindt in Utrecht een vruchtbare voedingsbodem met het
HAFF als internationaal erkend kroonjuweel, gamingdevelopers komen
steeds vaker uit Utrecht en het Nederlands Film Festival dat al jaren
als het Nederlandse ‘Cannes met een knipoog’ de sfeer in het seizoen
bepaalt, werkt succesvol aan vernieuwing en verjonging. Allemaal
erkende successen. Er gebeurt nog veel meer, maar deze greep laat al
zien waar in Utrecht de kracht ligt: diversiteit en kleinschaligheid.

Deze diversiteit is ontstaan uit de
moeilijke periode aan het begin van de jaren negentig, toen Utrecht
failliet was en het culturele leven op sterven na dood. Onder gunstig
politiek gesternte groeide geheel organisch een nieuw verband waarin
makers, groepen, theaters en gemeentelijke overheid samen optrokken.
Onderlinge artistieke verschillen verdwenen naar de achtergrond ten
gunste van een gedeeld financieel belang. Dit werd later ‘Het
Utrechts Model’ genoemd. Dat model was geen organisatie, maar een
voorbeeld van hoe alle culturele instellingen in Utrecht samen
optrokken, en hoe men in de subsidieaanvragen koos voor behoud van
diversiteit, zelfs ten koste van individuele ambitie.

In de afgelopen jaren is zo in Utrecht
iets moois gegroeid. De impact is lokaal en regionaal enorm. Utrecht
heeft een bruisend cultureel leven, voorstellingen van lokale groepen
en instellingen worden uitstekend bezocht en het vertrouwen van het
publiek in de lokale culturele instellingen is groot. Op lokaal en
regionaal gebied biedt het Utrechts Model dus een uiterst vruchtbare
voedingsbodem voor de ontwikkeling van talent en vernieuwing van de
kunst.

Dreiging

De plannen voor de basisinfrastructuur
werden in Utrecht al met argusogen bekeken. De prettige anarchie van
Utrechts Model kon onder druk komen te staan door de keuze voor een
groot stadsgezelschap met brede doelstelling en het beperken van de
talentontwikkeling tot twee daarvoor aan te wijzen productiehuizen.
Onderling waren we er echter goed uit aan het komen. De komst van Jos
Thie als nieuwe voorman voor het stadsgezelschap garandeerde, gezien
zijn prestaties op dat gebied in Friesland, het behoud van de
diversiteit. Ook andere instellingen als Huis a/d Werf, De Berenkuil
en Yo! Operafestval toonden zich voorstander van het behoud van het
goede van het Utrechts Model.

Maar na een eerste advies van de Raad
voor Cultuur in mei, dat in grote lijnen zeer positief uitpakte voor
Utrecht, sloeg het noodlot toe. Minister Plasterk weigerde de door de
Raad voor Cultuur wat al te gemakkelijk uitgegeven 26 miljoen aan
extra investeringen ook daadwerkelijk toe te kennen. De Raad schrapte
de investeringen, terwijl de bezuinigingen overeind bleven. Juist in
Utrecht, waar de nieuwe investeringen noodzakelijk zijn, heeft dit
grote gevolgen. Er moest immers iets nieuws komen: een breed
stadsgezelschap en een volwaardig productiehuis. Nu er niet méér,
zelfs niet evenveel, maar per saldo een stuk minder geld naar Utrecht
komt is de ramp daar. Het Utrechts Model is in het hart getroffen.
Het nieuwe stadsgezelschap kan met een feitelijke verlaging van het
huidige budget van De Paardenkathedraal onmogelijk bestaan en omdat
drie voor Utrecht toonaangevende theatergezelschappen inmiddels ook
door het NFPK+ negatief zijn beoordeeld, blijft er feitelijk niet zo
heel veel meer over. Makers als Erik Snel, die hun subsidie
kwijtraken, kunnen ook nergens anders terecht, omdat het nieuwe
stadsgezelschap met de huidige gelden niet van de grond komt. Ook in
andere sectoren gaat het mis: het Animation Film Festival kan niet
meer jaarlijks worden gehouden, en het Nederlands Film Festival hinkt
op slecht één been door.

Utrecht is, als er niets aan de plannen
verandert, in één klap alles kwijt wat in de afgelopen 15 jaar is
opgebouwd. Dat is een desinvestering zonder precedent.

Dit zijn geen loze dreigementen van
slimme cultuurlobbyisten, maar het is een reële bedreiging voor de
stad en zijn inwoners. Utrechtse kunstenaars en cultuurinstellingen
zijn solidair. Het Utrechts Model is nog altijd even sexy onder
kenners van het cultuurbeleid, maar dat allemaal kan in een paar
maanden tijd verdwenen zijn. Alleen Utrechters weten hoe lang het
daarna weer duurt om iets van betekenis op te bouwen.

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.

,