Daar waren ze dan: tieten nummers 3 en 4, kruis nummer twee. En net als in Tourniquet, eerder geselecteerd als beste voorstelling van 2008, ging het nergens over. Het begint irritant te worden: dat zelfvertrouwen van ‘jonge makers’. Kijk: ‘Welcome in my Backyard ‘ was nog een best aardig commentaar op de moderne politiek correcte incorrectheid. Wunderbaum liet daarin de eigen twijfels over de multiculturele samenleving mooi zien, en we vergaven het hun dat er verder geen visie achter zat. Maar in Kamp Jezus is het ronduit irritant.
Wunderbaum rotzooit oppervlakkig met religieuze symbolen en teksten. De spelers doen bidden, en zingen, en blij zijn, maar voor de rest is het één grote chaos van wild in het rondvliegende klokken en klepels. Ook tussen de benen. En er is een grappig relirockbandje.
Aan hun talent ligt het niet, bij de sub-30 garde van Wunderbaum. Ze kunnen allemaal goed teksten opzeggen, mooi spelen, prachtig zingen en aardig bewegen. Daarmee heb je alleen geen voorstelling. Daar heb je inhoud voor nodig. Een verhaal om te vertellen, urgentie. Kennis van zaken ook, maar we hebben hier te maken met de nieuwe generatie Dijsselbloem-acteurs die hun middelbare school via Appeltje C – Appeltje V gehaald hebben en zelf geen letter gelezen hebben tijdens het multitasken in het Studiehuis.
Dus brengen ze schaamteloos helder over het voetlicht dat het enige waar ze wel verstand van hebben, het eigen lijf is. Hoe hangen de tieten erbij? Hoeveel vriendjes neuk ik? En waar gaan we het vooral allemaal niet over hebben. Kortom, de belevingswereld van de gemiddelde twintiger van nu, die er dan ook van smult . Tina-Theater.
Dat zelfvertrouwen, dat je het met je eigen pietepeuterige belevingswereldje wel redt, twee uur lang op het toneel, is dodelijk voor het theater. Want dat zelfvertrouwen leidt er ook toe dat de bijna-dertigers van nu even een stukje spelen uit een stukje van een één van de zeer schaars gezaaide genieën die de wereld wél kent. Drie minuutjes Ingmar Bergman als inleiding op iets wat ze zelf in elkaar geknutseld hebben, omdat ze kennelijk veel genialer zijn dan één zo’n zeldzaamheid.
Het is niet mijn leeftijd. Ik erger me al heel lang aan de kennisloze arrogantie van vooral startende theatermakers. Er zijn niet zoveel genieën in deze wereld. Per generatie misschien hooguit één per land. Koester die, wees daar de vertolker van, in plaats van je eigen middelmatigheid op een voetstuk te zetten. Misschien dat het publiek, de pers en de politiek het theater dan ook weer serieus gaan nemen.