Zaaldiva
Ooit had ik dit in Workum, bij een
operavoorstelling op de Bombrekken in het ochtendgloren. Heel
Nederland doorgereisd, niet geslapen en dan iemand die naast je op de
tribune zo hard mee gaat zingen met Orfeus dat je de echte zangers
niet meer hoort. Nu overkwam het me in de Amsterdamse
Stadsschouwburg.
Huiver
Eerst wilde ze al niet opstaan, omdat
ik niet hardop had gevraagd of ik er langs mocht, naar mijn stoel 9
op rij zeven. ‘Want hij heeft toch een mond om open te doen?’, zei ze
luid tegen haar man. Het vriendelijke knikje waarmee ik al jaren
langs bezoekers in de schouwburg kwam, was haar niet genoeg. Haar
man, een wat schlemielig stuk JanJansendeKinderen, onderging zijn
vrouw zoals hij haar al jaren onderging. Mompelend.
De adjunct van de Rotterdamse
Schouwburg zat schuin voor me. Dat vond de mevrouw, we zullen haar Gé
noemen, niet leuk, want Annemie Vanackere heeft krullen. Dat kreeg
Annemie Vanackere dus ook te horen, waarop Annemie Vanackere, geheel
in tegenspraak met doorgaans zo kuise Vlaamse omgangsvormen, meldde
dat ze heur haar er wel af zou halen, en haar neus en kin voor deze
gelegenheid ook. ‘Die denkt zeker dat ze leuk is.’ riep de
beparelkettingde Gé haar man toe, en schoof een plekje naar links.
Toen begon de Mexicaanse voorstelling
De Monstruos y Prodigios. Een grappig, doch aan ernstige
songfestivalkitsch lijdend stuk exotisch verteltheater van ‘bepaalde
mannen’ over ‘jeweetwelmannen’, ofwel, het gezelschap ‘Theater van
bepaalde inwoners’ speelde een stuk over de Castraat-hype in het
18de-eeuwse Italië. Grappig, onderhoudend en soms leuk, met in ieder
geval een treffende impressie van een Centaur (van onder paard, van
boven Pavarotti) door een man die steevast achter een houten schotje
met zijn onderlijf vooruit heen en weer liep te drentelen.
Maar goed.
Er kwam dus wel eens een operadeuntje
langs, en daar wilde Gé naast mij graag van laten merken dat zij ze
kende. Door mee te zingen.
Luid.
En vals.
En dan als het liedje klaar was, wilde
ze klappen. ‘Waarom klapt niemand? Wat een stijfkoppen hier.’, beet
ze haar man toe. Ze lachte ook extra hard om de grappige momenten.
De voorstelling, die verder niet zo bar
veel om het lijf had, bouwde op naar één moment: het einde, waarbij
we de enige geluidsopname zouden horen van de enige castraatzanger
die het tot de uitvinding van de grammofoon had volgehouden. Zijn Ave
Maria uit 1904 klonk inderdaad ijzingwekkend. Maar Gé kon het
natuurlijk beter. Na bijna twee uur strenge blikken hield ik me niet
meer in en prikte ik haar stevig in de arm. Ik legde mijn vinger op
mijn lippen.
Nooit heb ik een verongelijkter gezicht
gezien dan dat van Gé, die aan haar echtgenoot meldde dat nu ook al haar mond
moest houden.
Na afloop was haar man een stuk eerder
bij de garderobe dan Gé. Ze was er echter niet minder snel door in
haar bontjas. Ongebroken verliet het slagschip de Stadsschouwburg.
De Monstruos y Prodigios is nog op
vrijdag 13 en zaterdag 14 juni te zien in Amsterdam. Inlichtingen:
www.hollandfestival.nl