Ze stonden vaker in hetzelfde stuk, maar speelden nooit zo direct met elkaar als in ‘Kale bomen ruisen niet’ van Magne van den Berg. José Kuijpers en Ria Marks, twee actrices met al bijna evenveel carrière voor zich als achter zich, behoren tot een bijzondere soort in het Nederlandse theater.
Het is misschien een ongeëmancipeerde vraag, maar hebben jullie er bezwaar tegen als ik in het artikel jullie leeftijden noem?
Ria Marks: ,,Voor Theatermaker vind ik het niet erg. Zolang het er maar niet expliciet over hoeft te gaan. Dan krijg je dat mensen gaan zeggen: o, ben je al 54 en kan je dan nog op je hoofd staan?”
José Kuijpers: ,,Enig, wat ben je lenig.”
Ria Marks: ,,Het hoeft er voor mij dus niet in. Je moet niet naar aanleiding van een leeftijd gaan kijken wat iemand nog wel of niet kan.”
Marks&Kuijpers schelen vier jaar en vallen helemaal in de doelgroep van ‘Een kwestie van lef’, Joyce Roodnats nieuwe ‘stijlgids voor vrouwen van tussen de 40+ en 60-‘: ze zien er goed uit, werken zich een slag in de rondte en zijn niet te beroerd voor een vrolijke flirt. Wanneer ze op het terras van het Amsterdamse restaurant Dauphine tv-personality Rob Kamphues aanzien voor de verslaggever heeft Marks zich al over diens tafeltje gevleid.
Voldoende lef voor een gulle lach hebben ze. Voldoende lef ook, om in het theaterduet ‘Kale bomen ruisen niet’ de hele tijd in eenvoudig ondergoed rond te lopen. ,,We hebben ook nog wel eens geprobeerd om het helemaal naakt te doen”, vertelt Ria Marks eenmaal binnen in het restaurant. ,,Maar dat werkte niet echt.” ,,We wilden alles uitproberen”, vult José Kuijpers aan. Marks: ,,We waren Jetse Batelaan, onze regisseur, zeer goed gezind.” En het voelt uiteindelijk geen moment gênant, vertelt José Kuijpers: ,,We gaan er toch vanuit dat de mensen in de zaal na een tijdje vergeten hoe we eruit zien, en zich uitsluitend nog met het gebeuren bezighouden.”
‘Kale bomen ruisen niet’ is het niet eerste stuk waarin Marks en Kuijpers samen op het toneel staan. In 1993 stonden ze al in Het Ontbijt, waarmee de inmiddels opgeheven Theatergroep Carrousel een collage bracht van teksten van een achttal auteurs. Vier jaar later kwamen ze elkaar weer tegen in De Naakte Stad, een project van Arie de Mol bij het eveneens verdwenen productiehuis Fact. In beide producties stonden ze echter nooit met elkaar in dezelfde scène.
Wel benadrukken ze allebei dat ze elkaars werk nauwlettend volgen. En in dat werk zijn ze eigenlijk nogal verschillend. José Kuijpers is groot in de meer psychologische rollen. Ze is één van de vaste actrices van het Onafhankelijk Toneel, waarin ze regelmatig optreedt naast die andere grootheid: Marlies Heuer. Ria Marks is bekender als bewegingsactrice. Ze schitterde in de drie stukken Valse Wals, Bankstel en Zucht die ze samen met Titus Tiel Groenestege maakte bij Orkater. Marks staat even vaak in teksttoneelstukken. Die voorstellingen zijn van een ander kaliber, legt ze uit:
,,Dat ik met het bewegingstheater word geassocieerd heeft vooral te maken met de dingen die ik de laatste jaren met Titus heb gedaan, terwijl ik daarvoor ook heel veel zware tekststukken heb gemaakt. Onder het Melkwoud van Dylan Thomas, bijvoorbeeld, of Paniek in Berlijn van Kurt Schwitters.”
Daarmee is duidelijk dat Ria Marks een voorkeur heeft voor meer poëtische teksten, en toneel dat tegen het absurdisme aanleunt. Ze speelde vroeger al veel in stukken van Ionesco of Beckett. Dat leverde een stijl op die in goede zin te zien is in stukken als Koud Meisje, waarmee ze afgelopen zomer samen met Bambies Paul van der Laan langs de festivals trok, en die soms wat minder overtuigt, zoals in het Orkaterstuk Cecilia was te zien. Marks:
,,Fysiek ben ik goed. Dat wist ik al toen ik van school af kwam. Het ging mij er daarna ook om dingen te doen die ik nog niet vanzelf kon.”
Ria volgde eerst de Utrechtse Academie voor Expressie, deed toen de Mimeschool en tekende daarna nog bij voor de Toneelschool. Het is een achtergrond die haar voorkeur voor meer woordkunstige theatervoorstellingen begrijpelijk maakt:
,,Ik voel een grote verwantschap tussen beweging en dat soort taal. Je stipt iets aan, en zet de verbeelding van de toeschouwers aan de gang. Wanneer je het woord ‘moeder’ zegt, heeft iedereen daar een eigen idee bij. Dat woord kun je dus op zichzelf laten staan.”
De geschiedenis van José Kuipers is een totaal andere. Ze studeerde eerst Engels en Theaterwetenschap voordat ze in het begin van de tachtiger jaren naar de Maastrichtse Toneelacademie ging:
,,Ik was 25 toen ik naar Maastricht ging. Ik moest voor Theaterwetenschap nog een literatuuronderzoek doen, een stageverslag en een scriptie. Die heb ik allemaal kunnen afronden binnen mijn opleiding in Maastricht. Ik heb mijn afstudeerscriptie geschreven over de verschillende opvattingen over het begrip ’transformatie’.”
Wetenschap en acteerkunst hebben zo in José Kuijpers een mooie combinatie gevonden:
,,Op de toneelschool hoorde ik alleen maar: Je moet transformeren. Maar hoe? Iedere docent had daar totaal andere opvattingen over. De één zei: dat je opkomt en dat ik je niet herken. Dat was dus heel uiterlijk. Een van de anderen zei: nee, het is juist een volledig innerlijk proces. Dat was bijna religieus. Ik werd er een beetje gek van. Dus ben ik daar een scriptie over gaan schrijven. Ik vond binnen de semiotiek (de leer van tekens en symbolen, red.), een model waarin transformatie werd beschreven als een glijdende schaal. Je kon de ene kant opgaan naar meer en meer masker, dus uiterlijkheid, en de andere kant naar meer verinnerlijking. Zo kon ik al die meningen inpassen. Ik denk daar nog wel met veel plezier aan terug. Het motto was een tekstje van Christa Wolf, een dichteres die we toen speelden bij Baal. Zij zei: ‘Die einzige Transformation, die wahre Himmelfahrt, ist ganz verstanden zu sein.’ Dat vond ik een prachttekst: De enige transformatie gebeurt als iemand je wezen kent.”
Marks en Kuijpers hebben altijd in gezelschappen gespeeld die behoren tot het zogenaamde tweede circuit. Ze waren zelden in de grote schouwburgen te zien in grote rollen bij grote gezelschappen. Dat het tweede circuit geen tweede garnituur is, moge duidelijk zijn, maar ze zijn ook nooit voorpaginanieuws. José Kuijpers voelt zich er prettig bij:
,,Ik voel me zo net in de luwte wel goed. Het is ook prettig om niet de hele tijd paraat te hoeven staan met wat ik vind. Het is fijn om te mogen knoeien.”
Daar is Ria Marks het helemaal mee eens:
,,Ik zou er heel zenuwachtig van worden als ik topactrice genoemd zou worden. Maar ik ben ook begonnen in een tijd dat het absoluut verboden was om op te vallen. Het was de tijd van de voorstellingen die in gezamenlijkheid gemaakt werden. Iedereen moest dienstbaar zijn aan het collectieve product.”
José Kuijpers beaamt dat. Zeker bij het Onafhankelijk Toneel kon dat ensembledenken ver gaan:
,,Als er nieuwe vloerbedekking moest komen gingen we allemaal mee naar de winkel om een leuke kleur uit te zoeken. Leuk ook, natuurlijk. Wij zijn ook gewend te werken met een regisseur die niet al te strak van alles van tevoren vastlegt.”
Want ook in hun sector hebben zij een grote invloed op wat ze wel en niet willen doen op het toneel, zoals José Kuijpers meldt:
,,Wij doen nooit zomaar wat. Alles is een keuze.”
De sterke ensemblecultuur waarin Marks en Kuijpers groot zijn geworden brengt andere voordelen met zich mee. De leeftijdsdruk op acteurs, en zeker actrices, is er minder groot. Bij grote gezelschappen zie daar nogal eens sporen van: jonge actrices moeten vers van de toneelschool met elkaar de strijd aangaan om de gunst van regisseurs en publiek.
Er zijn zat rollen voor jonge vrouwen, maar daarna houdt het op. Kom je pas weer aan de bak als koningin of heks tegen de tijd dat de jaren zich op je lijf beginnen af te tekenen. In de kleine ensembles speelt dat minder, daar heerst rust en is de trouw van regisseurs aan acteurs groter, vertelt José Kuijpers:
,,Wij zijn wendbaarder en hebben meer vrijheid in het soort rollen dat we kiezen. Ik heb dit jaar bijvoorbeeld een grootmoeder, een moeder en een dochter gespeeld. Met Marlies Heuer speel ik in Melanie Klein de dochter. Mensen geloven echt dat Marlies mijn moeder is, terwijl we vier jaar schelen. Dat is toch idioot. In ‘Alleen’ heb ik een meisje van 12 gespeeld. Dat geloofden mensen ook.”
Zou dat dan die bijzondere, inwendige transformatie zijn waar Kuijpers haar scriptie over schreef? Het gaat verder, zegt ze:
,,Het heeft te maken met verbeeldingskracht. Die is dankzij onze jarenlange training natuurlijk heel groot. Ik heb altijd geleerd te zoeken naar het diepste wezen van een personage en het diepste wezen van de verhouding tot de andere figuren. Maar daarmee zeg ik eigenlijk niets nieuws.”
Ria Marks, die dit jaar in Door ’t Stof bij het OT iets meer moeite had om een met een wel heel erg jonge acteur een geloofwaardige relatie te spelen, ziet het iets anders:
,,Ik houd me meer met mechanismes bezig. Technische dingen als ritme of tempo, die brengen je ergens. Ik werk vaak vanuit beweging. Dat je als je langzaam gaat bewegen je ook in een andere toestand komt waarmee je je tekst te lijf kunt gaan. Ik gebruik dat vaak als ik les geef. Dat werkt goed, al moet je er wel voor zorgen dat je binnen zo’n vorm blijft ademen. Het mag niet alleen een vorm blijven. Het moet ook iets teweeg brengen.”
,,In die opvatting zijn wij wel broeders”, vult José Kuijpers aan:
,,Acteren is net zo technisch als musiceren. In Melanie Klein improviseren we een heleboel. We praten dan minuten lang door elkaar heen. Maar dat kan alleen dankzij ons vertrouwen op de techniek.”
In ‘Kale bomen ruisen niet’ moeten beide actrices heel erg vertrouwen op hun techniek. Magne van den Berg schreef op basis van gesprekken met hen een tekst die het woord ‘sober’ in een nieuwe dimensie voert. Kuijpers:
,,Magne heeft voor dit stuk een klein vocabulaire gebruikt. Als je alle verschillende woorden zou tellen die ze in dit stuk schrijft zou je op een verbijsterend laag aantal uitkomen. Maar daar varieert ze eindeloos mee. Dat is heel muzikaal.”
In die partituur heeft Ria Marks het misschien nog wel moeilijker dan José Kuijpers. Marks zegt namelijk vrijwel uitsluitend ‘ja’ of ‘nee’ in reactie op de vragende zinnen van José Kuijpers. Dat vereist uiterste precisie, vertelt Kuijpers:
,,Dat is precies zoals Jetse Batelaan ook werkt. Hij neemt iets heel kleins, en dat gaat hij dan openvouwen. Heel precies, tot in het allerkleinste detail. Hij is enorm bedachtzaam en heel geconcentreerd.”
Ria Marks moest er wel aan wennen:
,,Jetse is een echte bewaker van de zuiverheid. Als wij eenmaal gaan spelen, vind hij het helemaal niks meer. dan gaan we te ver. Soms voel je namelijk dat iets wel humor zou kunnen hebben, en dan probeer je dat soms iets verder uit te spelen. Maar dat wil hij helemaal niet. We hebben wel eens gehad dat een zaal enorm moest lachen, en dan zat hij helemaal met zijn hoofd in zijn navel van schaamte.”
Zo erg was het niet altijd, vertelt José Kuijpers:
,,Soms is die lach ook wel de bedoeling. Het gaat in dit stuk om een heel kwetsbaar bestaan van twee vrouwen. Dat moet zuiver gespeeld worden en mag nooit in het belachelijke getrokken worden. Het hangt aan een zijden draadje. Het is de kunst om het niet uit te serveren en ook niet in te kleuren.
Marks ziet overeenkomsten tussen het werk van Jetse Batelaan en de voorstellingen van Robert Wilson, waar ze al vroeg in haar carrière grote bewondering voor had:
,,Jetse kan net zoals Robert Wilson heel erg met de tijd spelen. Hij kan momenten uitrekken, tot iets wat heel wezenlijk wordt. Maar dat betekent wel dat je volledig ‘in het moment’ moet zijn.”
Grote kunst, volgens José Kuijpers:
,, Ik vergelijk Jetse Batelaan eerder met Mondriaan, dan met iets anders. Wat hij doet is eigenlijk typisch Nederlands: sober, zonder opsmuk. Dat geldt ook voor de tekst van Magne. Wat hij met Wilson en Cassiers gemeen heeft is dat hij de kijker gevoelig maakt. Je wordt door dat soort theater heel alert op de minimaalste verschuivingen, die daarmee ook een enorme impact krijgen. Het is dus ook nooit kaal, maar juist ongelooflijk rijk..”
Dood eng, zo’n voorstelling. Het kan toch makkelijk mis gaan, zou je denken. Maar dat valt wel mee, volgens de actrices:
,,Het gaat wel eens wat minder maar helemaal mis gaat het nooit. We kunnen ons ook niet zoveel permitteren. We staan de hele voorstelling toch al in onze onderbroek.”
Blijft de vraag of er, zo ergens halverwege de carrière, voor de twee vrouwen nog iets overblijft om naar te streven. Ze hebben immers al met zoveel bijzondere mensen kunnen werken. Ria Marks weet het wel:
,,Ik heb het gevoel dat er altijd nog iets groots te gebeuren staat. Een grote mooie film, met allerlei hele goede mensen. Ik heb beelden in mijn hoofd van hoe dat eruit zou moeten zien. Misschien ga ik nog ergens anders op de wereld iets groots doen. Mensen een goed gevoel geven over wat ze met hun eigen fysiek teweeg kunnen brengen.”
Voor José Kuijpers, die binnenkort naar India vertrekt om daar te helpen op een toneelschool op het platteland, is dat wat minder omschreven:
,,De flow voelt erg goed. Meer weet ik eigenlijk niet. Ik heb plannen met schrijven. Toneelstukken. Ik zou nu ook dolgraag een hele maand in Berlijn willen zitten om alles te zien wat er daar wordt gespeeld. Dat lijkt me heerlijk. Ik zou er eens een beurs voor moeten aanvragen.”