2: Somatische klachten – stecr-aladdin




De
inschatting is bepalend

Somatisch onvoldoende verklaarde
lichamelijke klachten: prevalentie, spreekuurbelasting en specifieke
bedrijfsgeneeskundige problemen op het verzuimspreekuur van de
bedrijfsarts

,,Mensen
met zulke klachten zijn vaak langdurig arbeidsongeschikt en vragen
veel begeleiding van de bedrijfsarts. We weten veel vanuit onderzoek
bij huisartsen, maar het is in de bedrijfsgeneeskunde nooit goed
geïnventariseerd.”

Deelnemers:

Parktijkpartner en projectleider:
ArboNed, Rob Hoedeman (rob.hoedeman@arboned.nl
tel: 030 299 6619)

Wetenschapspartner: Universiteit
Groningen, Boudien Krol (b.krol@med.umcg.nl
tel: 050-3632860)

Wat
betekent dit onderzoek voor mij?

{mospagebreak title=Doelgroepen}

Als
werkgever

heeft
u wellicht met enige regelmaat te maken met werknemers die langdurig
van het werk moeten verzuimen, terwijl alles al is geprobeerd om hun
lichamelijke klachten te behandelen. Dankzij de uitkomsten van dit
onderzoek kan uw bedrijfsarts nu sneller beoordelen of er meer speelt
en daar zijn begeleiding op afstemmen. U krijgt uw arbeidskracht
eerder terug.

Als
werknemer

kampte
u al een hele tijd met pijn in uw nek. De bedrijfsarts kon niets
vinden en u vermoedde dat het daarom een zeldzame kanker is. Dankzij
de uitkomsten van dit onderzoek kon de bedrijfsarts gelukkig tijdig
onderkennen dat u ook een depressie had, en u bent blij dat u
eindelijk begrip krijgt. De klachten zijn dan nog wel niet over, maar
ze worden behandeld en u werkt hard aan uw herstel. U hoeft niet van
medisch specialist naar haptonoom naar acupuncturist en weer terug te
lopen.

Als P&O of HR-professional in
een bedrijf

merkt
u dat de kostenpost voor het opvangen van langdurig verzuim langzaam
maar zeker afneemt. Door de uitkomsten van dit onderzoek worden
langdurig zieke werknemers sneller en gerichter behandeld ten aanzien
van psychische bijverschijnselen.

Als arboprofessional of adviseur in
de externe dienstverlening

kunt
u, met de uitkomsten van dit onderzoek, veel beter anticiperen op het
voorkomen van psychische bijverschijnselen bij langdurig zieke
werknemers. Omdat u nu weet hoe groot de kans op psychische
stoornissen bij somatisch onverklaarde fysieke klachten is, kunt u
eerder ingrijpen. En dankzij een paar gerichte trainingen krijgt u
straks materiaal in handen om adequaat op te treden.

Als
wetenschapper en onderzoeker

heeft
u eindelijk een grote hoeveelheid gegevens beschikbaar over de
achtergronden van dit soort langdurig verzuim. Dit biedt een goede
basis voor verder onderzoek, dat nog meer inzicht biedt in de
precieze wisselwerking tussen fysieke en psychische factoren in het
bedrijfsgeneeskundig proces.

{mospagebreak title=Inleiding}

Een
groot, maar onbekend probleem

Er is nog nooit op grotere schaal
onderzoek gedaan naar hoeveel mensen in de werknemerspopulatie van
Nederland rondlopen met somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke
klachten. Dan gaat het bijvoorbeeld om mensen die klagen over pijn in
de nek, maar waarbij er fysiek geen oorzaak is te vinden voor die
klachten. Volgens bedrijfsarts en onderzoeker Rob Hoedeman zou dat
wel eens een hele grote groep kunnen zijn: ,,In huisartsenpraktijken
is dat aantal patiënten wel bekend, maar bij werknemers was dat
nog nooit uitgezocht.”

Volgens Hoedemans copromotor Boudien
Krol gaat het in huisartsenpraktijken om rond de dertig tot veertig
procent van de patiënten: ,,Dat het onder werknemers ook die
kant uit zal gaan, valt te veronderstellen.” Die groep met
somatisch onvoldoende verklaarde klachten is volgens Hoedeman ook een
zeer kwetsbare groep, die vaak tussen de wal het schip raakt: ,,Deze
mensen komen vaak terecht in het medische circuit, terwijl ze daar
niet beter van worden. Die medicalisering maakt een terugkeer naar de
werkvloer echter wel een stuk moeilijker.”

De noodzaak van dit onderzoek, is
daarmee wel aangetoond, stelt Hoedeman: ,,In de WAO (of nu
WIA???)-instroomcijfers behelst 10% van de diagnoses dit soort
klachten: mensen bij wie heel lang van alles is geprobeerd, zonder
dat een bevredigende verklaring is gevonden. Met mijn werk hoop ik
dus dat percentage omlaag te kunnen brengen.”

Dat
terugbrengen kan voor een deel gebeuren doordat de bedrijfsarts
tijdig onderkent dat de werknemer in kwestie misschien aan meer lijdt
dan alleen een onverklaarde pijn. Vaak blijken er psychische factoren
mee te spelen. Dat moet de bedrijfsarts wel goed kunnen inschatten.
Dat gebeurt echter te weinig, vermoedt Hoedeman. Zijn onderzoek
concentreert zich daarom op de vraag of die inschatting wordt
gemaakt, en hoe de arts ertoe komt: ,,We hebben een
vragenlijst-onderzoek samengesteld waarin we allereerst uitzoeken hoe
vaak die klachten überhaupt voorkomen, en vervolgens hoe vaak
die met psychische ziektebeelden te maken hebben. Tot slot kijk ik
naar de praktijk van de bedrijfsarts: vindt die dat lastig, heeft die
problemen met de diagnose of het re-integratieplan, en hoe is die
samenhang daartussen?”

Het
gaat nu dus vooral om een inventarisatie, zegt Hoedeman. Het is dus
(nog) niet gericht op het opstellen van een behandelplan.

{mospagebreak title=angst} 

Heb
ik kanker?

Voor
het onderzoek werd een tweetal vragenlijsten opgesteld. De eerste is
een vragenlijst die exclusief bedoeld is voor de werknemer, de tweede
is bedoeld voor de bedrijfsarts. De werknemer krijgt de vragenlijst
per post opgestuurd vóór het eerste bezoek aan de
bedrijfsarts. De lijst, die thuis kan worden ingevuld, bevat vragen
over de gezondheid en het welbevinden, die soms zeer persoonlijk van
aard zijn. De bedrijfsarts krijgt vragen te beantwoorden die gaan
over zijn inschatting van de werknemer en de aard van zijn problemen.
Die vult dus onafhankelijk van de werknemer in of hij de betreffende
werknemer al kende, of die een WAO-verleden had, en of de werknemer
bij hem kwam met psychische of lichamelijke klachten. Hoedeman geeft
als voorbeeld de vraag: Zei uw patiënt: ‘Ik ben oververmoeid en
ik huil veel’, of zei die: ‘Ik heb daar pijn en ik denk dat ik kanker
heb’?

Onderzocht
werden de zieke werknemers van in totaal vijf bedrijfslocaties. Het
voordeel van deze methode is volgens Hoedeman de brede opzet: ,,Omdat
iedereen die op het spreekuur komt die lijst invult, hebben we dus
zowel antwoorden van mensen die kort verzuimen als van mensen die
langdurig verzuimen.”

Nadat
de vragenlijsten zijn ingestuurd begint het werkelijke onderzoek,
vertelt Hoedeman: ,,Aan de hand van beide vragenlijsten gaan wij
uitzoeken hoe vaak de werknemer al bij de bedrijfsarts is geweest en
wat de werkelijke aard van de klachten is. We kijken dan ook naar de
inschatting die de bedrijfsarts maakt: ziet hij het probleem van de
werknemer nu vooral als lichamelijk of als psychisch?”

Het
onderzoek loopt op dit moment goed, vertelt Rob Hoedeman: ,,Van de
deelnemende bedrijfsartsen hebben we bijna 100% respons. Die willen
ook allemaal graag meedoen aan de training die we naar aanleiding van
het onderzoek aanbieden. Van de formulieren die we onder werknemers
uitreiken krijgen we bijna 45% terug en ook dat is hoog in
vergelijking tot andere onderzoeken. Zeker als je bedenkt dat we best
persoonlijke vragen stellen als: ‘Ben je wel eens bang om dood te
gaan?’”

Gericht
advies

Hoedeman hoopt straks op basis van het
onderzoek tot een gericht advies aan bedrijfsartsen te kunnen komen.
,,Ik hoop ze te kunnen adviseren om bij dit soort moeilijke klachten
en belemmerd herstel vragenlijsten in te zetten die helpen om
psychische klachten op te sporen. Dat is heel praktisch. Voor
werknemers zal het waarschijnlijk steeds gebruikelijker worden om bij
een bezoek aan een bedrijfsarts een zogenaamde 4 DKL-vragenlijst in
te vullen. Daarmee kunnen eventuele psychische klachten worden
opgespoord. Ik vermoed dat we een dringend advies aan bedrijfsartsen
gaan geven om al bij zes weken verzuim dit instrument in te zetten.”

Want, zo benadrukt copromotor Boudien
Krol, ,,Het is verschrikkelijk belangrijk om zo vroeg mogelijk te
interveniëren. Naarmate mensen langer uit het werkproces weg
zijn, is de kans op herstel en terugkeer naar de werkvloer namelijk
steeds kleiner.”

Als het onderzoek inderdaad cijfers
oplevert die het aantal gevallen van psychische stoornissen bij
onverklaarde klachten in huisartsenpraktijken benaderen, is dat
opmerkelijk. Dan zou langdurig werkverzuim in veertig procent van de
gevallen tussen de oren vandaan komen? En dan kan iedereen dus beter
naar de psycholoog, dan naar de bedrijfsarts? Hoedeman ontkent dat:
,,Het blijkt dat het in de praktijk vaak anders op te lossen is.
Mensen met zulke klachten zijn vaak veel beter te helpen met hele
praktische behandelingen. We weten het van huisartsen: als hij of zij
het probleem onderkent is het vaak zaak om juist eerst het
lichamelijke probleem serieus te nemen. Door een goed gesprek en een
goed lichamelijk onderzoek, zodat een aantal belangrijke bedreigingen
kan worden uitgesloten. Wanneer je daarna het gesprek verder voert
over wat er nog meer kan spelen, voelen mensen zich al veel beter
geholpen.”

{mospagebreak title=Schat} 

Schat

De Aladdinschat van dit onderzoek ligt
volgens Hoedeman in het herkennen van de omvang en aard van dit
probleem: daardoor onstaat de mogelijkheid om te zoeken naar
oplossingen: ,,We krijgen nu zicht en grip op iets wat tot nu toe
ongrijpbaar was, en waar bedrijfsartsen heel erg gefrustreerd over
konden raken. We kunnen zichtbaar maken waar de problemen liggen. Dan
kun je ook een aanpak bedenken.” Boudien Krol is het daarmee eens:
,,Als blijkt dat het probleem inderdaad slecht onderkend wordt, is er
bovendien direct reden voor meer en dieper onderzoek naar handvatten
om het probleem aan te kunnen pakken.”

Daar ligt, volgens Hoedeman, dus ook
het voordeel van deze samenwerking tussen wetenschap en praktijk:
,,Ik kwam met deze vraag die rechtstreeks uit de praktijk komt, aan
bij de universiteit. Ik had zelf geen idee hoe ik die vraag
inzichtelijk kon maken. Het was de wetenschap die mij de middelen in
handen gaf om er werkelijk mee aan de slag te gaan.”

Volgens Boudien Krol is er een gedeeld
belang van wetenschap en arbodiensten: ,,Onze medisch specialisten
zijn zich aan het profileren. Het medische vak wordt steeds meer
geacademiseerd. Hartchirurgen zijn bijna allemaal aan het promoveren
en werken nu volgens protocollen die ze op wetenschappelijke basis
ontwikkelen. Dat is in de bedrijfsgeneeskunde nog veel minder aan de
hand. Als er steeds meer bedrijfsartsen onderzoek gaan doen, leveren
wij als universiteit een substantiële bijdrage aan de
academisering van het werkveld. Daar is de bedrijfsgeneeskunde heel
erg mee gediend. Het is bovendien goed voor de wetenschap.
Bedrijfsgeneeskundigen als Rob Hoedeman staan midden in de praktijk
en zij kloppen dus ook met vragen uit die praktijk bij de wetenschap
aan. Dat leert ons om een open oog te houden voor de praktijk, en uit
de ivoren toren te blijven.”

Dit onderzoek maakt dat ook bepaald kan
worden waar de risico’s zitten rond werknemers. Het probleem is uit
te splitsen naar branche, opleidingsniveau, gezinssituatie en meer
van dat soort zaken. Daarmee kan de voorspellende werking van dit
onderzoek nog wat worden vergroot, en is ook een eventuele
interventie gerichter te doen. We weten dat hoger opgeleiden eerder
zelf aangeven dat er ook stress in het spel is. Die staan dus ook
eerder open voor een ander soort behandeling. Lager opgeleiden zullen
niet zo snel onderkennen dat er psychische factoren meepelen. Daarbij
hebben ze het vaak fysiek ook zwaarder, en ligt de beloning lager.”

Hoe
nu verder:

Het belangrijkst vind Hoedeman echter
dat de inzichten die inmiddels zijn opgedaan door onderzoek in de
huisartsengeneeskunde ook worden overgenomen door de
bedrijfsgeneeskunde: ,,Die vertaalslag is nog niet gemaakt, en daar
moet nodig mee begonnen worden.” Hij denkt aan het onderzoeken van
interventies zoals het toepassen van gedrags- communicatieregels door
bedrijfsartsen, het inzetten van een consulent psychiater en
multidisciplinaire behandeling. Na dit onderzoek zijn er dus nog tal
van relevante vervolgmogelijkheden: zowel in het ontwikkelen van
interventies als in het onderzoeken van de effectiviteit daarvan.


{mospagebreak title=producten}

  • ‘Toepassing
    van het SCEGS-model in de begeleiding van somatiserende werknemers’
    (auteurs: R. Hoedeman, J.H.L. Wijers, E.J. van der Beek, A. te
    Koppele. Bron: Tijdschrift voor Bedrijfs- en
    Verzekeringsgeneeskunde, 2006 (14), nummer 08)

  • ‘Stecr
    Werkwijzer Somatisatie’ (auteurs R. Hoedeman, E.J. van der Beek, A.
    te Koppele, J.H.L. Wijers. Bron: Tijdschrift voor Bedrijfs- en
    Verzekeringsgeneeskunde, 2005 (13), nummer 04)

  • ‘WAO-traject
    onder de maat: te weinig aandacht voor ziekte en
    functioneringsherstel’ (Medisch Contact jaargang 61 nummer 3)

  • Na
    afronding van het onderzoek in 2008: Verwerking van de uitkomsten in
    module somatisatie (accent op diagnostiek en interventie) voor
    opleidingsgroepen bedrijfs- en verzekeringsartsen bij NSPOH en
    v
    erwerking
    van de uitkomsten in de actualisatie van de STECR-Werkwijzer
    Somatisatie.

  • Bijdrage
    aan proefschrift van indiener bij UMCG Groningen ism VU Amsterdam,
    en daarna de v
    erwerking
    van de resultaten in 2 handboeken. en het opzetten van een
    trainingsprogramma. Bovendien zullen dan de uitkomsten van het
    onderzoek op congressen worden gepresenteerd.

 

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.

, ,