Jozien Bensing (1950) is een van Utrechts succesvolste wetenschappers. Ze wordt wereldwijd geroemd om haar baanbrekende onderzoek naar de communicatie tussen arts en patiënt en ontving daar in 2006 de prestigieuze Spinozapremie voor.
Verpleegkundigen hebben tegenwoordig uitvoerige protocollen die zij kunnen toepassen in gesprekken met patiënten. Zij hebben een vaak flinke lijst aan informatiepunten die moet worden overgebracht. ‘Van de tachtig punten die in zo’n gesprek aan de orde komen onthoudt de patiënt er in het beste geval niet meer dan dertig’, vertelt Bensing: ‘Dat betekent dat je in een volgend gesprek bijna alles weer opnieuw moet vertellen. Dat kost tijd en geld.’
Ziekenhuizen enthousiast over nieuwe gesprekstechniek
Bensing begeleidt op dit moment een promotieonderzoek naar een nieuw protocol, waarin de patiënt na het eerste, soms slechte, nieuws de gelegenheid krijgt om de informatie te verwerken. Daarvoor gaat de verpleegkundige even de kamer uit, en kunnen de patiënt en zijn of haar begeleider in alle rust het gehoorde bespreken en op schrift een aantal belangrijke feitelijkheden tot zich nemen.
‘Het gesprek dat daarna volgt, kan dan gaan over specifieke, persoonlijke vragen van de patiënt. Dat blijkt een enorm positief effect op de therapietrouw te hebben’, vertelt Bensing. Sterker nog: ‘De ziekenhuizen waar we dit onderzoek uitvoeren zijn zo enorm enthousiast over de eerste resultaten, dat ze deze ingreep op alle afdelingen willen toepassen, dus ook op de afdelingen waar we ter controle de methode juist niet toepassen. Wij moeten ze nu heel streng op het hart drukken om dat niet te doen, omdat ze daarmee het onderzoek in de war sturen.’
Klein formaat koelkast
Bensing verzamelde in dertig jaar onderzoek meer dan 15.000 video-opnamen van gesprekken tussen artsen en patiënten. De eerste stammen nog uit de tijd dat videorecorders het formaat van een kleine koelkast hadden. Het materiaal is van onschatbare waarde. Voor de onderzoeker is het dan ook van het grootste belang om deze verzameling voor de toekomst veilig te stellen. Een deel van de ruim anderhalf miljoen euro die de Spinozapremie opleverde, wil ze gebruiken om het videomateriaal te digitaliseren.
De opnamen gebruikt Bensing voor haar baanbrekende onderzoek naar de communicatie tussen arts en patiënt. ‘Het is een onderwerp dat me al bezighoudt sinds ik in Utrecht Klinische Psychologie studeerde’, vertelt de onderzoeker. Bensing heeft inmiddels tegen de tweehonderd wetenschappelijke publicaties over het onderwerp uitgebracht.
Een van de belangrijkste vernieuwingen die Bensing aan de wetenschap heeft bijgedragen is de manier waarop de videobeelden worden geanalyseerd. Bensing past daarvoor een computerprogramma toe dat is ontwikkeld voor het ontrafelen van DNA. De videofragmenten worden gecodeerd, waarna de gegevens worden opgeslagen voor later onderzoek.
Het systeem wordt inmiddels al in 46 landen gebruikt. Dat heeft een bijkomend voordeel, aldus de Utrechtse wetenschapper: ‘Dan wordt er ook veel over gepubliceerd, waardoor het onderzoek zich kan blijven vernieuwen.’
Het belang van oogcontact
Bensing ontdekte in de afgelopen jaren een groot aantal zaken waarmee artsen en patiënten hun voordeel kunnen doen. Dat begint al met de basis van de communicatie tussen arts en patiënt: ‘Artsen zijn vooral doeners, die resultaat willen boeken. Lange tijd hebben zij geleerd om via doelgerichte, gesloten vragen tot een effectieve diagnose te komen. Daarmee wordt de arts nog dominanter in het gesprek dan hij toch al is.’
Dat heeft soms ernstige gevolgen omdat de patiënt door zijn ondergeschikte, geïntimideerde positie weinig vragen stelt of tegenwerpingen doet. Bovendien herinnert hij zich vaak weinig tot niets van het consult. Dat vermindert de zogenaamde therapietrouw en kan depressies veroorzaken, ontdekte Bensing. De oplossing die ze daarvoor vond lijkt simpel: ‘In de klinische psychologie weet men inmiddels dat rust en geduld van essentieel belang zijn. Zo kan de patiënt zelf aan het woord komen en vertellen wat hem of haar dwars zit.’
Uit de analyses van de video-opnamen bleek verder het belang van oogcontact: ‘Wanneer een arts een patiënt aankijkt stelt hij hem in de gelegenheid om een verhaal te vertellen. Maar vaak kijkt een arts halverwege weg. Dat hoeft niet uit desinteresse te zijn, maar kan ook komen omdat hij nadenkt over wat de patiënt hem vertelt. Het heeft een enorm effect. In alle opnamen zie je dat, zodra de arts wegkijkt, de patiënt ophoudt met vertellen.’
Placebo-effect van positieve communicatie
Goede communicatie is dus van belang. Zoveel heeft het onderzoek van Bensing al aangetoond. Maar het gaat nog verder dan dat. Goede communicatie kan zelfs tot op zekere hoogte genezend werken. Een deel van het geld van de Spinozapremie, zet Bensing in voor een onderzoek naar het placebo-effect van positieve communicatie. ‘We weten inmiddels wel dat positief nieuws over een pijnstiller, zonder die pil daadwerkelijk toe te dienen, exact dezelfde stoffen vrijmaakt in de hersenen als die pijnstiller in het echt zou losmaken. Dat gaat dus via suggestie, en suggestie is een communicatietechniek.’
Maar in het onderzoek gaat het Bensing niet om het vervangen van een simpel pilletje door een goed gesprek. Haar ambities liggen hoger. Goede communicatie kan een patiënt misschien zelfs helpen om zichzelf te genezen, doordat er processen in de hersenen op gang worden gebracht die bepaalde stoffen losmaken met een positief effect op de gezondheid. Daarvoor ontwikkelt Bensing een combinatie van de bestaande videoanalyse met de allernieuwste scanningtechnieken, waarmee ‘live’ hersenactiviteit kan worden gemeten. ‘Ik wil nu verschillende soorten communicatie gaan vergelijken door scripts voor de artsen te schrijven. Vervolgens kunnen we via een neural imaging scan kijken wat het gevolg is van een specifieke uitspraak of methode bij de patiënt.’
Niks holistisch
Met dit onderzoek begeeft Bensing zich op een terrein dat tot nu toe vooral bevolkt werd door alternatieve geneeswijzen, holistische therapeuten en aanhangers van de zogenaamde Neuro-Linguistische-Programmering. Maar ze is niet bang dat ze door vakgenoten in de alternatieve hoek zal worden neergezet: ‘We gebruiken hele moderne methoden en werken volgens strikt empirische protocollen, dus wetenschappelijk is het helemaal zuiver.’ De wetenschappelijke wereld mag dan overtuigd zijn van de waarde van Bensings onderzoek, in de samenleving is dat nog niet altijd doorgedrongen. Iedere nieuwe publicatie over haar bevindingen roept weer een nieuwe stroom reacties op, vertelt ze: ‘Je wilt niet weten wat ik soms in mijn e-mail aan berichten aantref. Dat is het risico van dit soort onderzoek. Maar aan mijn werk zit niks holistisch. Daar wil ik me ook verre van houden.’
[info]Bensing, sinds 1985 directeur van NIVEL, het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg, was lange tijd pionier op het gebied van de arts-patiënt communicatie. Ze kreeg er in 2003 zelfs als eerste niet-Amerikaan de George Engel Award voor. In 1991 promoveerde ze in Rotterdam op arts-patiënt-relaties en werd ze in 1993 benoemd tot hoogleraar Klinische en Gezondheidspsychologie aan de Universiteit Utrecht. Hier was ze bovendien tussen 1996 en 1998 de eerste vrouwelijke decaan.[/info]