Stoere mannen spelen Alexander
{mosimage}
Amsterdam (GPD) _ Dat hadden we toch niet achter hem gezocht: Willem Jan Otten die een echt soldatenstuk schrijft. Een stuk met grote mannen, veel bloed, verbeten tranen. Fishermans Friend-toneel. Spierbundels die in versregels spreken. En dat het dan toch nog boeiend is om naar te kijken. Wat is het geheim?
Behalve Mark Rietman dan, de man die vrijwel elke voorstelling veraangenaamt met zijn aanwezigheid? Misschien wel de regie. Ira Judkovskaja is nu eens een van die jonge regisseurs van de Amsterdamse regie-opleiding die het ambacht wél beheerst, anders dan de te vroeg gelanceeerde theaterkunstenaars die eerder faalden op het grote schouwburgtoneel. Met de voorstelling Alexander, haar debuut in de grote schouwburg, toont ze in ieder geval aan over de juiste combinatie van respect en relativering te beschikken om schrijver Willem Jan Otten te temmen. En dat was best hard nodig.
Willem Jan Otten dreigde, na het onvergetelijke succes van zijn toneelschrijfdebuut Een Sneeuw uit 1982, een 'one hit wonder' te blijven. De inmiddels als essayist en romancier goed aan de weg timmerende auteur slaagde er maar niet in om dat eerste succes te evenaren. Het stuk Braambos, zijn laatste proeve, was bijvoorbeeld een met een veel te zware semi-religieuze thematiek overladen voorstelling. Bloedernstig en traag. Dat deed het ergste vrezen voor Alexander, zijn tragedie over de tienerkoning van Macedonië die in de vierde eeuw voor Chrtistus de grondlegger was van een wereldrijk dat zich uitstrekte van Gibraltar tot aan de Indus.
Maar dat valt dus mee. Judkovskaja houdt de toon licht, en weet de vondeldreun van Ottens versregels sierlijk te omzeilen. Het gevolg is een voorstelling die goed uit te zitten is, goed te volgen ook. Niet in de laatste plaats, overigens, vanwege de op een prettige manier volslagen onbekende debutant in de titelrol: Kaspar Schellingerhout. Mooi jongetje. En met zijn tengere verschijning best wel geschikt voor de rol van jonge god die Alexander volgens Willem Jan Otten was.
Wat ons op de inhoud brengt. Vanouds altijd het belangrijkste bij het werk van Willem Jan Otten. Volgens de westerse geschiedschrijving was Alexander de Grote een nobele held die de barbaarse horden in het huidige Arabië beschaving bracht door ze op een vriendelijke manier in de pan te hakken. Otten volgt dat beeld, om er aan het eind een draai aan te geven dat Alexander, eenmaal op de troon in Babylon, verandert in een achterdochtige machtswellusteling, geen haar beter dan de man die hij tot aan de rietkragen van de Indus achtervolgde: Dareios, koning van de Perzen. En hoe die lieve jongen zo geworden is? Otten lijkt de schuld te willen geven aan de moeder van Dareios, lekker hekserig gespeeld door Petra Laseur.
Terwijl wereldwijd iedereen spijt heeft van de inval in Irak, maar we ons tegelijkertijd lijken op te maken voor een nieuwe veldtocht tegen het aan een kernbom werkende Perzische Rijk, is een stuk over Alexander de Grote een interessant verschijnsel. Dat je van zo'n operatie geen beter mens wordt, maakt Otten duidelijk. Dat je je niet aan wat voor God dan ook gelijk moet wanen, ook. Maar dat het Oosten een vat vol barbarij en gruwelijke onmenselijkheid is? Aan dat, recent nog door de Paus aangehaalde beeld verandert Otten ook niets. Dat is jammer.