Laat de sponsors hun publiek thuishouden!


Ze zijn er in Engeland nu ook achter. Dat het helemaal niet leuk is om in première te gaan. De hel van de premières, zeggen ze in Engeland, zijn sponsors en recensenten. Maria Goos heeft het nog meegemaakt, dat ze op de Londense première van Cloaca een zaal zag waarin 300 zwartgepakte bankiers naast 150 bebrild veertige recensenten zaten, en dat het niet goed was. Het was niet goed voor de spelers, die niets terugkregen uit de zaal, het was niet goed voor de toeschouwers, professionals en amateurs tezamen, dat er in die zaal kennelijk hele andere dingen aan de hand waren dan ontspannen theater kijken.

In Nederland gebeurt het al langer dat theatermakers premières uitstellen of afschaffen. Cabaretiers maken het het bontst. Die spelen soms al een jaar hun voorstelling, die ze dan try-out noemen, omdat er nog geen pers overheen geweest is. Ze vragen er wel de volle mep voor, natuurlijk. Het Noord Nederlands Toneel doet iets soortgelijks door helemaal geen première meer te doen.

De watjes. Theatermakers zijn als de dood voor recensies, omdat de kwetsbare zielen van al die artiesten nooit hebben geleerd om met kritiek om te gaan. Ik ben toneelcriticus, dus voel ik me daardoor ernstig in mijn beroepspraktijk belemmerd.

Ik kan theatermakers en publiek verzekeren: de hel, dat zijn niet de journalisten, maar de sponsors. Wat bijvoorbeeld bij de Britse Cloaca echt rampzalig was, dat waren die driehonderd bankmedewerkers die daar namens de sponsor zaten. Ik ken het fenomeen, ook ik zit regelmatig tussen sponsors tijdens een première. Dat is een ramp. Je hoort aan alles dat hier geen betrokken, geïnteresseerde mensen in de zaal zitten, maar mensen die konden kiezen tussen een avondje bowlen of Tjechov. En in de meeste gevallen zit je dus tussen de mensen die zich te laat hebben ingeschreven voor het bowlen.

Andersom kan ook. Dat je betrókken sponsormensen in de zaal hebt. Die zijn nog erger, want die weten dat zij degenen zijn met het geld. Als zij het niet leuk vinden, krijgt het clubje, of dat nu ‘Nationaal Toneel’ of ‘Bossenova’ heet, de volgende keer gewoon geen geld meer. Ze zitten er dus even kil en onbewogen bij als de Idols-jury en even amateuristisch.

Het probleem is dan, dat zij tussen de critici zitten, die van het kil en onbewogen kijken hun beroep hebben gemaakt. En dan ontstaat er dus een machtsstrijd. Want die critici vinden zichzelf weer onnoemelijk veel belangrijker dan die sponsortypes, die op hun beurt weer beroepsmatig neerkijken op ‘de mediaas’.

Het gevolg is, dat het echt helemaal niets meer uitmaakt, wat er op het toneel gebeurt. Toneelspelers en cabaretiers kunnen net zo goed scheten gaan laten, uit hun neus vreten, of in het Zuid-Oezbeeks hun voorstelling brengen, want in de zaal gaat het inmiddels om hele andere dingen. Daar wordt een oorlog uitgevochten, waarbij het erom gaat wie het minst laat merken van wat-ie ervan vindt.

Ik smeek dus bij deze aan de theatermakers: stop met die sponsorpremières, en laat ons, theaterrecensenten weer gewoon zonder die ellendige geldschieters op jullie feestje komen. Wij zijn toch weer als eersten weg. Iets wat je van die klaplopers van de hoofdsponsor niet kunt zeggen.

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.

, ,