HET IS ALLEMAAL DE SCHULD VAN STANISLAVSKI
TONEELSCHRIJVER ARTHUR MILLER OVER POLITIEK EN ACTEREN
(GPD) _ De eerste acteur die president werd van de Verenigde Staten wordt vrijdag 12 juni begraven. Maar deze Ronald Reagan, de mannetjesputter die tijdens de jaren tachtig van de twintigste eeuw het einde van de Koude Oorlog mede vormgaf, was niet de eerste president die zich met acteren bezig hield. Volgens toneelschrijver Arthur Miller (89) is iedere Amerikaanse president acteur gebleken.
In zijn essay 'Over politiek en de kunst van het acteren' toont de schrijver die hier vooral bekend is van zijn klassieker 'Dood van een handelsreiziger' aan, dat het politieke acteren in de loop der jaren steeds verder is doorontwikkeld. Was er in het begin van de twintigste eeuw nog sprake van groots en meeslepend toneelspelen, dat goed kon worden doorzien door het publiek, de komst van televisie heeft ervoor gezorgd dat de kiezer geen onderscheid meer kan zien tussen fictie en werkelijkheid.
De vervagende grens tussen verbeelding en realiteit is vooral te danken aan de Russische toneelvernieuwer Stanislavski, die in het begin van de twintigste eeuw acteurs aanspoorde om voor het uitbeelden van emoties te zoeken naar vergelijkbare gevoelens in de eigen herinnering. De boeken die hij erover schreef werden door zijn navolgers tot 'methode' gebombardeerd, en die wordt tot op de dag van vandaag onderwezen in de New Yorkse 'Actors Studio', waar grootheden als Dustin Hoffman en Robert de Niro het vak van 'method acting' leerden.
Miller vertelt – ter illustratie van het miniscule acteren dat wordt geassocieerd met dit 'method acting' – een aardige anekdote over de twee meest kleurloze presidentskandidaten ooit: George W. Bush en Al Gore. In een televisiedebat slaagden beide kandidaten er goed in om zoveel mogelijk op elkaar te lijken. Slechts op één moment reageerde Al Gore niet neutraal op een vergissing van de toen nog hakkelende Bush. De camera's registreerden in close up feilloos hoe er een korte grijns over Gore's gezicht trok. In de pers werd deze glimlach breed uitgemeten: Gore zou ermee zijn werkelijke ik hebben laten zien, en die was elitair en neerbuigend over de 'volkse' Bush. Gore was, aldus Miller, uit zijn rol gevallen en de politieke journalisten hadden als kunstcritici zijn gebrek aan techniek aan de kaak gesteld.
De vele anekdotes en stellingnames maken het essay soms heel aangenaam om te lezen, maar Miller vergaloppeert zich hier en daar flink in zijn ambitie om werkelijk alles wat er in de Amerikaanse geschiedenis aan belangrijke zaken gebeurde te willen bespreken. Zijn aversie van de hedendaagse politiek en republikeinen in het algemeen, en zijn liefde voor de grote president Roosevelt, zorgen ervoor dat hij op de ene plaats in het essay vóór iets is, dat hij elders afkeurt, zonder dat verder uit te leggen. Zo verwijt hij Rooseveld diens politiek van non-interventie in een tijd dat niemand wilde ingrijpen in de Spaanse Burgeroorlog, terwijl hij even goed Bush verwijt dat hij zonder internationale steun aan een avontuur in Irak begon. Als lezer kun je daar je eigen opvattingen over hebben, maar iets meer uitleg daarover had Miller best kunnen geven.
Maar wellicht is dat ook juist de essentie van dit essay. Tussen alle – soms conflicterende – stellingnames in stelt Miller dat de beste president-acteurs sterstatus hebben, en dat aan die sterstatus ook een belangrijke connotatie van onbetrouwbaarheid kleeft: een ster-president kan het ene moment het ene beweren en het andere moment het tegendeel doen, zonder dat het publiek of de pers hem daarop af zal rekenen. Volgens Miller is het een vereiste voor ster-acteurs dat ze onbetrouwbaar zijn, zoals ook alle grote tragische hoofdpersonages onbetrouwbaar zijn. Miller verdedigt met verve het verontrustende gegeven dat mensen nu eenmaal het meeste houden van iemand voor wie ze ook bang moeten zijn.
Dat de toneelschrijver hier echter zelf ook het verschil tussen personage en acteur uit het oog verliest, is de beste ondersteuning van zijn centrale stelling: iedereen is het onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid kwijt, en in de politiek is dat een hele gevaarlijke ontwikkeling.