Internationale
festivals zijn niet om te lachen
Ooit een
lachende danser gezien? Niet wanneer je je als relatieve leek
onderdompelt in de wereld die Springdance heet. Dansers ook weinig,
trouwens. Het waren vooral ‘bewegers’ in die eerste week van het
Utrechtse festival. Of niet-bewegers, als we de vele
stilstaan-en-wachten-op-een-impuls-stukken meetellen, die het publiek
de afgelopen dagen kreeg voorgeschoteld.
Zoekende
kunstenaars die het fenomeen ‘presentatie’ ook tot onderzoeksobject
hebben gemaakt. Dat betekent dus dat je je regelmatig vanaf de
dansvloer met de vraag geconfronteerd ziet: ,,Wat doet u hier
eigenlijk?” Het simpele antwoord: ,,Ik heb een kaartje gekocht om
iets nieuws en spannends te zien, en u leek dat te bieden getuige het
programmaboek waarin u de grenzen tussen taal, metafysika en dromen
beloofde op te zoeken,” is dan niet voldoende. Eerder voel je je
soms geneigd tot: ,,Sorry, ik had even niks beters te doen.”
Resultaat
is in ieder geval dat ik ook heel weinig lachend danspubliek zag. Zou
het komen doordat het dansvak lijden is? Fysiek lijden, vanwege de
uiterste lichamelijke controle die wordt geëist en sociaal
lijden omdat het dansvak toch al zo’n ondergeschoven kindje is? Nee.
Het dansvak is gewoon eenzaam. En dat is niet leuk.
Ik voel me
vooral eenzaam tussen het publiek dat, naarmate je meer voorstelling
ziet, uit minder mensen blijkt te bestaan. Want Springdance trekt
maar heel weinig publiek, al zijn alle voorstellingen nog redelijk
bezocht. Er is namelijk een groep van ruim tweehonderd mensen in
Utrecht neergestreken die alle voorstellingen ziet: een
internationaal allegaartje van dansers, choreografen, critici,
festivalprogrammeurs en andere deskundigen. Daarbuiten zijn er
natuurlijk ook gewone belangstellenden, maar die zijn lang niet zo
bepalend voor de sfeer als die kleine internationale danselite. Op
zich is het een hele eer dat ze er zijn. Hun aanwezigheid toont aan
dat Springdance een wereldwijd gerespecteerd dansfestival is. Hun
aanwezigheid zorgt er verder voor dat een op Springdance optredende
act met een beetje goede wil kan hopen op een verdere internationale
carrière. Sterker nog, de meeste acts die wij op Springdance
zien hébben al een grote internationale carrière. Net
als het Holland Festival put Springdance namelijk uit een poule van
internationale festivalprogramma’s. Festivaldirecteuren, die
verklaren dat ze hun hele programma zelf hebben ontdekt in zompige
kelders in de sloppen van de grote wereldsteden, moet je wantrouwen.
Meestal liften ze mee op de programmering van andere, grotere en dus
draagkrachtiger festivals.
Springdance
is geen groot festival. Daar heeft de organisatie het geld niet voor.
Springdance concentreert zich dus op de beperkte groep van zoekende
en verkennende danskunstenaars. En het publiek bestaat uit een
kleine, internationale, belangrijke groep van liefhebbers van
zoekende en verkennende danskunstenaars. Springdance is dan ook een
netwerk-event van jewelste. De Roemeense standup-comedian annex
danser Mihai Mihalcea had daar afgelopen zondag en maandag een leuke
act over: ,,Ben je eenmaal binnen bij zo’n internationaal festival is
internationaal gezien je bedje voor zeker tien jaar gespreid.” Hij
had gelijk. Voor het eerst tijdens dit festival was er een kleine
lach bij het publiek. Maar een heel klein lachje. Want hij maakt ook
pijnlijk duidelijk dat een internationale carrière in zo’n
exclusief wereldje eigenlijk helemaal niets voorstelt. Zes keer per
jaar sta je namelijk in een andere uithoek van de wereld voor
dezelfde toeschouwers te spelen. Toeschouwers die zich na verloop van
tijd dus ook een beetje gaan vervelen. Die alles al gezien hebben,
wat je ook voor nieuws hebt bedacht. Gewoon publiek zien die
internationaal doorgebroken makers niet meer.
Dan is het
dus heel voorstelbaar dat sommige van die makers uiteindelijk maar
helemaal niets meer doen op het podium. Dat ze een beetje
onesthetisch aan hun haren gaan zitten trekken of in elkaars kruis
gaan wriemelen. Dat ze half uur op de grond blijven liggen. Dat ze
met een droevig gezicht uit hun neus gaan zitten eten.
Volgend
jaar ga ik in het voorjaar weer gewoon naar de gorilla’s in Blijdorp.