De Leermeester
Bij Leen Dorsman, de bekroonde Utrechtse docent Cultuurgeschiedenis, is alles een beetje anders dan normaal. Zijn leermeester heeft een enorme invloed op zijn carrière gehad, maar hij heeft hem nooit persoonlijk gekend. Gerhard Wilhelm Kernkamp was namelijk al 50 jaar dood toen hij hem leerde kennen
Hoort het er misschien bij, dat een historicus die zelf bekroond is voor zijn stijl van lesgeven er ook alleen maar een dode leermeester op na kan houden? Leen Dorsman grinnikt. ,,Dat weet ik niet, hoor. Doceren is een vak dat je kunt leren door zelf heel consciëntieus te zijn. En natuurlijk heb ik ook tijdens mijn studie geschiedenis belangrijke leermeesters gehad. Herman von der Dunk was een grote, en Kees Offringa natuurlijk. Aan zulke mensen heb ik heel veel te danken.” Maar die leermeesters zijn toch van een andere betekenis geweest voor Dorsmans leven dan Willem Kernkamp. En dat is niet alleen omdat Dorsman sinds zijn oratie op 15 januari van dit jaar definitief in de voetsporen in getreden van zijn grote voorbeeld. Sinds die dag is zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar in de Universiteitsgeschiedenis namelijk officieel van kracht. Daarmee is hij de opvolger van Kernkamp, die in 1936, voor het driehonderdjarig bestaan van de Rijksuniversiteit Utrecht, een lijvig standaardwerk publiceerde over de geschiedenis van de Utrechtse Universiteit.
,,Toen ik in 1990 promoveerde met een proefschrift over Kernkamp kon ik niet vermoeden dat ik later in zijn voetsporen zou treden. Dat maakt de relatie extra bijzonder.” De relatie begon in 1984, toen de net afgestudeerde historicus op zoek ging naar een onderwerp voor zijn promotie: ,,Sindsdien is hij altijd dichtbij me gebleven.”
Kernkamp (1864 – 1943) studeerde van 1882 tot 1888 Nederlandse Letteren in Utrecht. Reeds tijdens zijn studie gaf hij les op het Utrechtse gymnasium en de meisjes-HBS. Dat werk deed hij naast zijn promotie-onderzoek, dat hij in 1890 afsloot. Het duurde daarna tien jaar voor hij werd aangesteld als hoogleraar in Amsterdam, waar hij overigens maar twee jaar bleef, tot hij in 1903 een professoraat aanvaardde in Utrecht. Daar werd hij een markant figuur, niet alleen op de universiteit, maar ook in de politiek: ,,Hij heeft zich altijd met lokale politiek beziggehouden, en streefde naar een verregaande democratisering van de samenleving. Zo organiseerde hij debatten en haalde mensen als Troelstra naar Utrecht. Hij was zelf geen socialist, omdat hij vond dat de socialisten teveel nadruk op economische determinatie legden. Voor hem lag de verklaring van het sociale onrecht niet in de economie.”
Kernkamp heeft zijn wetenschappelijke carrière altijd gecombineerd met een bloeiende loopbaan als essayist. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog schreef hij wekelijks een commentaar op de oorlog in het links-liberale weekblad Vragen des Tijds, waarna hij in 1920 hoofdredacteur werd van De Groene Amsterdammer, waar hij ook wekelijks op de voorpagina zijn licht over de wereldgeschiedenis liet schijnen. ,,Dat deed hij allemaal naast zijn hoogleraarschap. Dat zorgde er wel voor dat hij wat minder flamboyant overkwam dan een latere opvolger als Martin van Amerongen.”
Juist de combinatie van wetenschappelijk onderzoek, journalistiek en politiek activisme spreekt Dorsman aan. ,,Een van de redenen dat ik zelf die docentenprijs heb gekregen is dat ik, net als Kernkamp, het vak voor alle soorten studenten aantrekkelijk wil maken, dus niet alleen de fanatieken. Het is belangrijk mensen te inspireren en dat doe je door je colleges actueel te maken. Ik sprak voor mijn onderzoek mensen die hem zestig jaar geleden in een college hadden meegemaakt, en die konden nog precies voordoen hoe hij college gaf. Nou, dan heb je toch wel indruk gemaakt, lijkt me.”
Indruk maken kon Kernkamp, ook na zijn dood. Voor het omslag van zijn dissertatie zocht Dorsman een goed portret van Kernkamp en vond dat in het huis van een familielid van de hoogleraar. Achter een gordijn. De fotograaf moest het van de muur halen om er een goede foto van te kunnen maken, en Dorsman moest de vrouw des huizes afleiden, zodat ze het niet zou zien. ,,Ik weet nog dat het een grijze winterdag was. De fotograaf had het schilderij net op de grond gezet, toen mijn afleidingsmanoeuvre faalde en de mevrouw toch de kamer in kwam. Ze wilde net in woede uitbarsten een plotselinge zonnestraal op het doek viel. Opeens leek het schilderij tot leven te komen. Ze hield midden in haar zin op, en ook wij waren getroffen door het plotselinge effect. We hebben de foto kunnen nemen, en ik wist toen ook dat het goed zou komen met mijn dissertatie.”
Nog steeds speelt Kernkamp een belangrijke rol in Dorsmans leven: ,,Ik probeer vaak dingen die nu gebeuren voor mezelf begrijpelijk te maken door ze aan Kernkamp uit te leggen. Dan spreek ik hem aan en probeer die ontwikkelingen te vertalen naar situaties die voor hem, in de jaren dertig, concreet moeten zijn geweest. Misschien klinkt dat gestoord, maar het werkt wel heel verhelderend, en zelfs rustgevend.”