Jury


Jury’s zijn eigenlijk heel erg eng

Door Wijbrand Schaap

Afgelopen weekend zat ik in een jury. Op het Utrechtse
Amateurtheaterfestival mocht ik met twee anderen de mooiste van 17
amateurvoorstellingen kiezen. Wij hebben een heerlijke tijd gehad, met
bovendien nog een echte zware discussie in de jurykamer aan het eind.
We konden niet kiezen tussen drie topvoorstellingen. We wilden ze
allemaal wel een prijs geven, maar dat mocht niet. Een jury-cliché,
natuurlijk, maar het was wel waar. Deze week werd voor mij duidelijk
dat ik me blijf beperken tot feestelijke amateurjury’s.

Een jurylidmaatschap is een soort commissariaatje. Een hele eer. Na
jaren ploeteren als schouwburgdirecteur of theaterjournalist mag je
eindelijk eens achterover leunen en met een wijntje erbij over anderen
oordelen. Zoals die fabrieksdirecteur, die zijn leven lang krom heeft
gelegen om eindelijk die vette Bentley met bijbehorende chauffeur te
kunnen kopen. Eindelijk mag je een paar dagen per jaar in een luie
stoel, cognac XO in de hand, beslissen over het lot van jongens die het
allemaal nog moeten leren bij een clubje als Philips, KPN of Unilever.
Het is voor zo’n commissaris ook heerlijk om die beginners te dwingen
om 5000 duffe arbeiders te ontslaan, zonder zelf het vuile werk te
hoeven opknappen: ,,Het is verschrikkelijk, maar we moeten hard zijn…”

Nederland is vergeven van de prijzen, en zit dus ook vol met jury’s.
In de theaterwereld lopen er ook een paar rond, en de afgelopen periode
hebben we er weer veel plezier van gehad. Afgelopen maandag werden de
grote toneelprijzen uitgereikt, vorige maand werd De Selectie voor Het
Theaterfestival bekend. De jury van de grote theaterprijzen besloot om
in sommige categorieën geen nominaties te stellen, en voor de beste
mannelijke hoofdrol slechts één acteur te nomineren. De Selectie voor
Het Theaterfestival bestond uit zeven stukken die uitluitend in vlaamse
boerenschuren te zien waren geweest, of die door de theaterkritiek
waren neergesabeld, en drie locatiestukken van een Zuid Nederlands
lokatiegezelschap.

Gemeenschappelijke boodschap van deze jury’s: het afgelopen
theaterseizoen in Nederland was beroerd. Op zijn zachtst gezegd. Het
was om droevig van te worden, vonden onze Raden van Commissarissen.

Wie denken al die mensen wel niet dat ze zijn? Theaterjournalisten,
theaterdirecteuren in ruste, regie-assistenten, dramaturgen en andere
‘deskundigen’. En waarvoor zijn ze op pad gegaan? Om prijzen uit te
delen. Niet om te gaan lopen zeuren over algehele kwaliteit van het
theater, of over de deskundigheid van hun collega’s. Niet om het
publiek een lesje theaterkijken te leren.

Want waar gaat het nu vooral om? Om het fenomeen ‘prijs’. Met een
prijs prijs je iets. Op een prijsuitreiking vier je dat. Op een
prijsuitreiking is er geen plaats voor zure woorden. Al hadden wij, als
amateurjury, 17 beroerde voorstellingen gezien, dan nog hadden wij aan
het eind een prijzende prijs uitgereikt. Omdat dat zo hoort. Omdat je
binnen al die voorstellingen en groepen op zoek gaat naar het
waardevolle, het kleine juweeltje, dat soort dingen. Bij de uitreiking
ga je vervolgens niet zeuren over de kwaliteit van de rest.

De grote professionele jury’s hebben zichzelf een brevet van
onvermogen gegeven. Zij hebben niet het vermogen om binnen het aanbod
waar zij een winnaar uit moeten kiezen gewoon hun werk te doen. De
jury’s gaan op de stoel van de Wrekende God zitten, terwijl ze alleen
maar hoeven bij te dragen aan een feestje. Theatercritici, directeuren,
collega-acteurs mogen tijdens het seizoen roepen wat ze willen. Dat
hoort erbij. Dat houdt het vak levend. Maar één dag per jaar moet het
gaan om De Prijs. Dan ga je dus niet zeggen dat je eigenlijk géén prijs
wilt uitreiken, of dat je een keuze hebt gemaakt voor de minst slechte.
Dat mogen de anderen doen.

Met een prijs vier je iets. Één keer per jaar staat dat rare,
marginale theater van ons op een puur positieve manier in het
voetlicht. Één keer per jaar zeg je alleen wat er zo mooi aan is. Dat
is bitter noodzakelijk. Een juryplek is dan een hele eer. Alleen blijkt
nu dat sommigen niet met die eer om kunnen gaan. Die gaan naast hun
schoenen lopen. Die gaan het feestje lopen verzieken. De zeggen: ,,Het
is verschrikkelijk, maar we moeten hard zijn…”, in plaats van: ,,We
willen iedereen wel een prijs geven, maar er mag er maar één winnen.”

Verschenen in de rubriek Kunstbroeders © van het Utrechts Nieuwsblad van 14 juni 2002.

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.

, ,