Lotgenotencontact is voor mietjes

autoplakplaatjes

Een Volvo stationcar is een op en top mannelijke auto. Gedistingeerd en ingehouden, maar ook een tikje stoer. Lekker hoekig en met twee keer door een plas rijden geef je hem zo de karakteristieke dricdagenbaard die bij een man van de wereld hoort. Alleen bij negentig procent van die stoere bakken gebeurt er iets raars met de ruiten in de achterportieren. Iets wat geen man zich eigenlijk kan permitteren. Plakbeestjes. Roze koetjes. Een paarse leeuw. Een fel groen huisje. Een geel toverfeetje.

Onmiskenbare sporen van burgerschap. Hier zit een gezinsmietje achter het stuur. Alle stoerheid verdwijnt als sneeuw voor de zon. Hier rijdt een brave huisvader die zijn vrijheidsdroom heeft teruggebracht tot die krappe kubieke meter achter het stuur, in gezelschap van zijn CD-spcler en zijn Tomtom. Hel enige houvast dat deze man in verwarring nog heeft, is dat hij tenminste vader is. Minstens een keer heeft een vrouw hem onweerstaanbaar gevonden. Die achterportieren zijn daar het bewijs van. Meer heeft een man niet nodig om als man door het leven te gaan.

We zijn zo kwetsbaar.

Toen, in 2003, bij de derde mislukte IVF-poging langzaam maar zeker tot S en mij begon door te dringen dat dit wel eens blijvende kinderloosheid zou kunnen gaan betekenen, begon ik er vaker over te vertellen. Dat pakte niet altijd goed uit. Een kennis zei: “Jaaa, dat kun je nou wel zeggen, maar die van jou doet het natuurlijk gewoon niet.” Grapje. De man maakt inmiddels buitengewoon invoelende televisieprogramma’s. Niks mis mee.

Of alles.

Geen kinderen kunnen krijgen, geen kinderen hebben, is voor een man erg. Of het voor een man even erg is als voor een vrouw, doet niet ter zake. Ik heb het niet over emotionele dingen als onvervulde vaderschapswensen, de droom om ooit zelf een sterke schouder te kunnen zijn voor een knaapje zoals ik zelf ooit was. Dat speelt ook mee, en daarover kun je, ook als man, best een keertje met hele lange uithalen huilen. Ik heb dat gedaan bij een truckersnummer van Tom Waits, na poging twee of drie (een echte man weet niet precies wanneer en hoe lang hij heeft gehuild).

Voor wie het thuis wil nadoen: Big Joe and Phantom 309 op Nighthawks at the Diner.

Ik durf te beweren dat de kern ergens anders ligt: als man heb je feitelijk afgedaan als je geen vader bent. Of men vindt je een dominante ploert die de vanzelfsprekende kinderwens van zijn vrouw met minstens geestelijk geweld onderdrukt, of ze vinden je een impotente loser. Natuurlijk spreekt niemand dat hardop uit, maar zo voelt het wel.

De laatste plaats waar je dan gevonden wilt worden is tussen de eeuwig groene leaseplanten in een saai conferentiecentrum, In het hart van de biblebelt. En toch: daar stond ik. Met S. Klaar voor een middagje lotgenotencontact op de Freyadag in Ede.

Onvoorstelbaar. Het woord alleen al. Lotgenotencontact. Ik ben niet zielig. En nu we het er toch over hebben: S ook niet. Wij zijn hier voor research. Bezig met een boek. Dit is onderzoek. Naar zielige mensen. Hoe waar dat ook moge zijn, we waren ook een beetje als de student die in een seksboetiek rondneust vanwege zijn onderzoek naar het seksuele leven van de trekmier. Natuurlijk werd onze nieuwsgierigheid mede gevoed door de wens om eens met gelijkgestemden te kunnen praten over hoe het er nu allemaal mee staat. Zo zonder kinderen.

Het viel mee. Meer wil ik er uit privacyoverwegingen niet over zeggen, Goed om verhalen te horen van mensen die aan het begin van hun verwerkingsproces slaan, of daar nog aan moeten beginnen. Indrukwekkend ook. Maar vooral erg goed om te merken hoe ver die periode van wel of geen kinderen, wel of geen kinderwens en ziekenhuisbezoeken, met meganaalden die in S’s tere delen verdwenen, achter ons ligt. Het waren maar een paar jaar, die jaren van IVF, maar het waren verschrikkelijke jaren, goed beschouwd. En iedere dag daarvan waren we bewust bezig met de vraag of het allemaal wel de moeite waard was. Hoe graag wil ik vader worden? Zie ik S als een moeder? Wat heb ik kinderen eigenlijk te bieden?

Nu staat buiten kijf dat ik de ideale vader zou zijn, en S alleen maar lachende kinderen zou voortbrengen Kijk maar hoe gelukkig de katten zijn. Het staat ook buiten kijf dat ik me toen al zorgen maakte of die hyperintelligente, humorvolle en mooie zoons en dochters van ons het wel zouden redden in die slecht opgevoede, keiharde en gewelddadige jungle buiten, van peuterspeelzaal tot middelbare school en verder.

Tot het besluit om ermee te stoppen was ik zoals iedere would-be vader. Bovendien nog een geliefd en soms gevreesd jeugdtheaterrecensent die het grappig vond om op woensdagmiddag premières met onopgevoede Bart-Willems en Sterres te doorstaan.

Maar nee dus. Er zijn geen kinderen gekomen en die zullen er ook niet komen, en toen dat besluit viel voelde het eigenlijk als een bevrijding, S en ik konden de wereld samen al aan, en dat zouden we helemaal kunnen als we ook alleen met ons tweeën zouden blijven, Zo voelt het, al die jaren na dat besluit, nog steeds. Beter zelfs.

Ik moet oppassen om niet, net als een roker die van zijn verslaving bevrijd is, te fanatiek anti-ouder en anti-kind te worden. Al jeukt het wel en kan ik mij nog steeds kwaad maken over de vanzelfsprekendheid van kinderen maken, over drogredenen van vergrijzing en over de egoïstisehe, uitsluitend op de eigen binnencirkel gerichte houding van ouders. Over hoe asociaal mensen worden als het om het heil van hun kroost gaal. Over schoolpleinfiles. over crèche-racers die om vijf voor half zes iedereen overhoop rijden, omdat ze anders te laat komen voor de drie straten van hun huis gclcgcn kinderopslagplaats. Ik lach om compensatie-Volvo’s en andere gezinsbeschermende tanks die het verkeer voor iedereen buiten onveilig maken.

Natuurlijk weet ik dat ik in dezelfde situatie waarschijnlijk hetzelfde zou doen. Dat is chemisch vastgelegd Maar jaloers ben ik niet. Ik rijd in een klassieke auto zonder autogordels achterin. Totaal ongeschikt voor het vervoer van kinderen.

Maar dan: zo‘n lotgenotencontact. Ik merkte opeens dat het heerlijk was om met – inderdaad – lotgenoten te praten over de botte uitspraken die buitenstaanders kunnen doen wanneer ze iets over je situatie willen zeggen. Alleen mensen die in jouw schuitje zitten snappen dat, kunnen daar om lachen. Of huilen, natuurlijk. Gedeeld verdriet is belangrijk.

Ergens blijft er altijd wel iets pijn doen. Het is natuurlijk niet iets om al te lang bij stil te blijven staan. Rouw blijkt verslavend, vertelt recent wetenschappelijk onderzoek. Maar iets van die pijn herkennen hij iemand anders, aan wie je daar verder niets over hoeft uit te leggen, dat voelt eigenlijk heel erg goed.

Nu alleen nog meer mannen, graag. Want, jongens, een keertje niet in de kroeg, na het squashen, wielrennen of op de werkvloer ingewikkeld hoeven doen tussen vaderendc medemannen, is wel zo verfrissend. Maar laten we dan een ander woord verzinnen voor dat gebeuren.

‘Lotgenotencontact’ is voor mietjes.

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.