Is een burgerjury het ei van Columbus voor kunstsubsidies?


Een jaar geleden vroeg ik aan George Lawson of ze bij het Fonds voor de Podiumkunsten Plus en de Raad voor Cultuur inmiddels niet door alle deskundigen heen waren die nog met enig gezag over hun collega’s konden oordelen. Volgens hem bestond dat probleem niet.

Er waren nieuwe mensen gevonden en dat waren bovendien verrassende mensen, die ook nog eens fris genoeg waren om  onconventionele beslissingen te nemen. Welnu: die onconventionele beslissingen hebben ze genomen. Zo onconventioneel zelfs, dat een aantal theaterkunstnaars met succes hun besluiten heeft aangevochten: Ab Gietelink zag zijn gezelschap gered vanwege het feit dat geen van zijn voorstellingen was gezien door de commisieleden, en deze week werd De Theatercompagnie van Theu Boermans ‘gered’ door de rechter, omdat de commissie de schijn van belangenverstrengeling tegen had.

Nu is er met die rechterlijke uitspraak iets aan de hand: omdat we in Nederland werken met het systeem van ‘peer review’ is geen enkele commissie helemaal vrij van mensen met botsende belangen. Iedereen in de Nederlandse cultuurwereld is zo’n beetje afhankelijk van subsidies en dus zijn ze ook el;kaars concurrenten bij de toekenning ervan. Iedere kunstcommissie is dus een probleem, en nu is het gebouw dan ingestort: peer review mag niet van de rechter en dus moet het systeem op de schop.

Dat biedt kansen. Ik noem bijvoorbeeld de Wilders Optie: schaf al die subsidies dan ook maar af en laat die kunstenaars maar honger lijden en overblijven wie wel goed is, of wel: laat kunst over aan de markt en bemoei je je er als overheid niet mee. Scheelt een hoop geld, dat de PVV dan vast wel kan besteden aan iets wat Nederland Nederlandser maakt.

De Wildersoptie is populair. Zo populair dat eerder deze week in NRC Handelsblad al een paar kunstbobo’s voorstelden om de subsidie-eisen nu alvast maar strenger te maken. Subsidies zijn immers niet populair. Zeker in de kunst worden ze gezien als een kadootje van de rijken aan de rijken, waarbij de elite zichzelf op zijn ivoren toren in stand houdt.

Subsidies, zeker als het om peer review gaat, vergroten de kloof met het grote publiek, omdat kunstenaars onderling uitmaken wie mag bestaan, wie mag groeien, en wie moet stoppen. Het publiek kan voor 15 of 30 procent van het totaalbedrag stenmmen met de voeten, door iemand te volgen, dan wel links te laten liggen. Nu de peer review als onbetrouwbaar en niet-onafhankelijk naar de prullenbak is verwezen, kunnen we misschien eens gaan denken aan de invoering van lekenjury’s voor kunstsubsidies: willekeurige burgers, aan te wijzen door de staat, bepalen per ronde wie in aanmerking komt voor welke subsidie. Het idee is minder gek dan het lijkt. In de rechtspraak werkt het in veel landen al zo, en is het betrouwbaar, en zelfs op-ener dan de gesloten rechtspraak in Nederland, waar recht een kwestie van professionele deskundigen is. Dat systeem voorkomt evenmin willekeur als een jurysysteem.

Een jurysysteem moet dan wel aan strenge eisen van zorgvuldigheid voldoen, natuurlijk, net zoals de commissies van deskundigen dat ook moeten. Die burgerjury’s moeten het aanbod in hun sector volgen, ze moeten de aanvragen lezen en beoordelen en hun oordeel ook nog eens goed onderbouwen, omdat ook hun oordeel aan allerlei beroepsmogelijkheden onderworpen is.

Zo’n systeem zou wel eens het ei van Columbus kunnen blijken voor de dichting van de kloof tussen burgers en kunst. Kunstenaars worden gedwongen helder te zijn over hun bedoelingen, en burgers worden worden gedwongen zich te verdiepen in de vragen die een kunstenaar stelt en de redenen waarom zo iemand al of niet terecht een beroep doet op dat ene procent van zijn belastinggeld.

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.