En toen werd het toch nog mooi bij Touki Delphine


Foto Jochem Jurgens

Er is veel lelijks in de wereld. Neem bijvoorbeeld het woord ‘muziekinstallatietheater’. Wat moeten we daarbij denken? Theater door een muziekinstallatie? Of is het eigenlijk een kameelwoord, en moeten Muziek, Installatie en Theater met een hoofdletter aan elkaar geschreven worden? Of konden, en dat is pas echt lelijk, de bedenkers van het woord het niet over hun hart verkrijgen om hun creatie een ‘Muziektheater-installatie’ te noemen? Ik opteer, na het zien van ‘In de Lelijkheid’ door Touki Delphine, voor de eerste definitie: op het eind wordt immers een muziekinstallatie van een onbekend huiskamermerk het toneel op gereden om onmiskenbaar onderdeel te gaan vormen van de theatervoorstelling die ‘In de Lelijkheid’ toch in de eerste plaats is.

In de Lelijkheid is een collagevoorstelling en dat zou ons moeten waarschuwen. Immers, de meeste collagevoorstellingen ontstaan uit de besluiteloosheid die heerst bij veel collectief opererende groepen. De genante voorstelling ‘Wat het Lichaam niet vergeet’ van het Arnhemse collectief dat naam en reputatie van Toneelgroep Oostpool heeft geleend, was er het laatste voorbeeld van.

Ik zag ‘In de Lelijkheid’ in het Haagse Theater aan het Spui, en dat Spui is dan weer een plein dat al jaren in een zware strijd gewikkeld is met het Rotterdamse Schouwburgplein om wat het lelijkste plein van de wereld is. De collagevoorstelling sloot naadloos aan bij deze architectonische wonderen. Maar toch was er iets mee aan de hand. En dat heeft erg te maken met het groepje jongens en het meisje dat de voorstelling maakte. Ze zijn – in het geval van Bo Koek letterlijk – kinderen van Paul Koeks ensemble De Veenfabriek en dus erfgenamen van een heel specifieke muziektheatertraditie die eerder dit jaar Jeroen Willems deed schitteren in een Monteverdi-Bacchanaal.

De brutale vlegels hebben brieven geschreven naar, om maar een paar zijstraten te noemen, regisseuse Marije Gubbels, mediagoereoe Martijn de waal en ‘man van Lauri Anderson’ Lou Reed. Verzoek was om iets bij te dragen aan de collage van monsters en lelijkheden die Touki van zins was te maken. Ze reageerden met bespiegelingen, composities, plaatjes en Touki ging ermee aan de slag in was een ode aan de lelijkheid moest worden.

In de lelijkheid is vervolgens een hele mooie voorstelling geworden. Lelijke liedjes van Beck, een overtuigende ode aan Hazes, als madsen vermomd vleees en een mega-aardappel. Allemaal mooi in contrast met elkaar en gebracht door mooie mensen met natuurlijke lelijkheidjes, zoals de blauwe plek op de dij van actrice Robijn Wendelaar. Is dat een probleem?

Misschien. Het zit hem in het woord ‘ode’. Wie iets eert, verklaart het tot ‘mooi’ en wie dat vertelt aan een publiek zal dat publiek ook makkelijk kunnen overtuigen van het mooie van die voorstelling. In de lelijkheid is dus geen afzichtelijke, misselijkmakende theaterperformance, geen drol van Damien Hirst, eenzaam aan onze walging overgeleverd in een museumvitrine, maar een hartstochtelijke, hier en daar swingende voorstelling over de hartveroverende lelijkheid van het leven.

‘In de Lelijkheid’ is nog te zien in o.a. Rotterdam, Groningen en Utrecht. Speellijst.

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.

, ,