Familie Avenier 3&4 – Het Toneel Speelt




Toekomst ontbreekt in ode aan de
knusheid{mosimage}

Avenierweb.jpgAmsterdam (GPD) _ Hoeveel verleden tijd
kan een verhaal verdragen? En dan bedoelen we gewoon de
werkwoordsvorm. In het slotdeel van De Familie Avenier, het nieuwste
stuk van Maria Goos, staat vrijwel iedere zin in die verleden tijd.
Op het vrijwel lege, van monumentaal hoge doeken voorziene toneel
gaat het uitsluitend nog over ’toen’ en ‘daar’. ‘Hier’ en ‘nu’ zijn
vertrokken. Het is symbolisch, zoals veel in deze marathon van nu in
totaal vier stukken symbolisch is.

De Familie Avenier is, met deel drie en
vier klaar, een ode geworden aan de vroege jaren zeventig. Daarmee
biedt het veel nostalgie voor wie die tijd meemaakte en herkenning
voor wie zulke ouders heeft. Wie had verwacht dat de vierdelige
theaterserie een verhelderend epos zou worden over een bizarre halve
eeuw, zal echter teleurgesteld zijn. De vier delen, die spelen in
respectievelijk 1955, 1970, 1985 en 2000, vormen samen geen
Nederlandse versie van Heimat of Novecento. Maria Goos overstijgt
zichzelf niet, maar misschien was dat ook teveel gevraagd. Er blijft
best nog iets over: een persoonlijk relaas van een schrijfster die
ooit haar volkse roots achter zich liet, ‘artiest’ werd in Amsterdam
en nu beseft dat er ergens onderweg misschien iets verloren is
gegaan.

Meer ingrediënten voor een mooie
avond hoef je overigens niet te hebben. Voeg daar nog de acteurs bij,
en succes lijkt verzekerd. Gijs Scholten van Aschat, Carine Crutzen,
Peter Blok, Khaldoun Elmecky, Marisa van Eyle en – vooral –
Tjitske Reidinga: ze zijn de koningen en koninginnen van de timing,
de plaatsing en de goed voorbereide onverwachte traan. 

Deel drie, nu samen met deel 4 op
tournee, begint dan ook lekker. De familie die we al hebben leren
kennen in deel 1 en 2 zit nu op de camping, gehuld in campingsmokings
en voorzien van inmiddels welvarende buiken, rond de radiopiraat van
zus Piet. Op dit clichékampeerterrein krijgen ze te maken met
het drama dat de jaren tachtig van de vorige eeuw domineerde:
economische crisis. Het familiebedrijf is overgenomen door het
grootkapitaal, en het geld dat die deal opleverde is belegd in
Oeganda. Niet slim, maar deze volkse types zijn allemaal op een
irritante manier niet slim. Jammer is dat, want nu lijkt ‘eenvoudig’
synoniem met dom. In ieder geval: het fortuin vervliegt en dat is
aanleiding voor de nodige bespiegeling, voorzien van typisch
Goosiaanse oneliners en stijlbloemen, die kunnen gaan storen.

Maar dan nog: Peter Blok is fantastisch
leuk in zijn vette buik, Tjitske Reidinga ongeëvenaard in haar
timing, en Khaldoun Elmecky keurig een licht politiek incorrecte
Marokkaan met een inburgeringscomplex. Dit volkse tafereel krijgt
alleen geen allure. Het grootste probleem is dat alle personages
uitsluitend praten over het verleden. In het heden is er alleen dat
aandelen-probleem, de echte kwesties hebben gespeeld in de jaren
tussen deel twee en deel drie. En dat moet allemaal worden uitgelegd.

In deel vier speelt dat probleem nog
erger. De dementerende oermoeder van de serie ziet alle losse eindjes
nog eens voorbij komen. Ze worden stuk voor stuk nog eens benoemd,
een beetje uitgelegd en met een mooie dia- of monoloog de coulissen
van de geschiedenis in gebonjourd. Hier wreekt zich dus die verleden
tijd, ook al zorgen Carine Crutzen en Gijs Scholten van Aschat nog
voor een zeldzaam mooie scène in dit verder erg op een grote
biecht lijkende requiem voor het knusse leven.

Met de serie nu compleet overheerst
bitterheid De Familie Avenier. Dat is al jammer, maar nog jammerder
is dat in de hele acht uur durende serie iedere vorm van toekomst
ontbreekt. Zelfs melancholiekoning Tsjechov liet zijn personages nog
hunkeren, al was het tevergeefs. In De Familie Avenier roept niemand:
‘naar Moskou!’. De Familie Avenier staat met de rug naar het
verschiet. Eigenlijk raar, voor een familie die zo heet: Avenier
lijkt immers op het Franse woord voor toekomst.


Gezien: première van De familie
Avenier, deel 3 en 4, door Het Toneel Speelt op zondag 16 maart 2008.
Tournee t/m 14 juni 2008. In het najaar volgen marathons met alle
vier de delen. Inlichtingen: www.hettoneelspeelt.nl

 {mospagebreak title=reactie Maria Goos}

 

 

Beste Wijbrand,

ik begrijp helemaal niets meer van hoe je kijkt en wat je allemaal concludeert. In je recensie over Avenier had je het al over dat er geen troost, geen Moskou, in 4 zat. Hoe heb je dan toch zitten kijken, vroeg ik me af. Deel 4 wordt als erg troostend ervaren en zo is het ook bedoeld. Zie de publieksreacties op de site van HTS, als je overtuigd wil raken.

En nu lees ik een artikel waarin je het hebt over oa Avenier als mid life crisis theater. Waar heb je het over ! Er staan personages van 30 tot 90 op het toneel, allemaal zo met hun worstelingen. Wat ongenuanceerd van je en ook helemaal niet terecht omdat onder de noemer mid life crisis theater te scharen.

Ga maar eens even met vakantie zou ik zeggen.

Groeten,

Maria Goos

 


Hoi Maria,
Dank voor je reactie, en jammer natuurlijk dat ik je niet blij heb kunnen maken met mijn recensie, waarin ik heb geprobeerd om aan te wijzen waar volgens mij de schoen in Avenier 3&4 wringt. Het is je goed recht om daar in eerste instantie even niets van te begrijpen.
In je kritiek op mijn kritiek maak je alleen wel één inschattingsfout. Je denkt dat ik ‘Moskou’ synoniem maak met ‘Troost’. Maar dat doe ik niet. Ik zal de laatste zijn om te zeggen dat er geen troost zit in deel 4. Deel 4 is één en al troost, één en al verzoening met een onvoltooid verleden.
Ik zal echter ook de laatste zijn die stelt dat Tsjechov’s noemen van ‘Moskou’ ook maar iets met troost te maken heeft. De zusjes van Tsjechov zoeken dan misschien wel troost, Moskou is voor hun toch echt ‘Toekomst’, ‘Vrijheid’, ‘Roem’, ‘veel en wilde seks met geüniformeerde mannen met snorren’ en meer van dat soort dingen. Die ze dus niet bereiken omdat ze zich door het leven laten inhalen. Dat maakt ze ook zo pathetisch en menselijk tegelijkertijd.
Waar ik het heb over midlifecrisis doel ik minder op de personages, dan op het verhaal en de constructie van het stuk. De voorstelling kijkt vooral achteruit en dat is een vast onderdeel van wat mensen op een kruispunt midden in hun leven als eerste doen: ‘waar kom ik vandaan?’ volgt iets te snel op: ‘waar waren we al die tijd eigenlijk naar op weg?’. Mannen kopen op zo’n moment een motor om die vraag te beantwoorden met het raggen over de dijk bij Wijk bij Duurstede. Over wat vrouwen met die vraag doen,  verschillen de meningen natuurlijk en moet ik gissen, maar ik kan me heel goed voorstellen dat er minstens één een poging doet om daar een heel mooi toneelstuk over te schrijven.
Ik hoop alleen, en dat meen ik uit de grond van mijn hart, dat een volgend stuk van jouw hand meer toekomst in zich bergt, en dan doel ik op de personages en de mate waarin ze er al dan niet in zullen slagen om daar iets van te maken. Hoe minder hoe mooier, natuurlijk, maar het streven, dat is prachtig om te zien. Deel drie komt daarin heel ver.
Mede daarom wijs ik de voorstelling niet af, maar schaar ik hem ook niet onder het mooiste van wat ik van je heb gezien.
Je advies om eens goed op vakantie te gaan, neem ik graag ter harte, met de wens om er ooit nog eens, als de tijden weer wat van hun zwaarte hebben verloren, verder op door te gaan.

Vriendelijke groet,
Wijbrand Schaap

 




Beste
Wijbrand,

dank voor je reactie die onmiddellijk een reactie
oproept. Je hebt het in je recensie over dat de wrangheid overheerst
en dat er gebrek aan toekomst is. Die wrangheid, ik noemde dat eerder
het gebrek aan troost, maar ‘overheersende wrangheid’ is zoals je het
genoemd hebt, kan ik echt niet plaatsen. In het geheel niet. Wat je
zegt: 4 is een en al mildheid en troost. Wrang ? Waar dan toch. Dan
het gebrek aan toekomst: is toekomstgerichtheid een voorwaarde voor
een goed toneelstuk ? Virginia Woolf ? Dag moeder van de nacht ? En
mijn eigen Familie ?  Zo zijn er heel veel stukken te noemen die
zich best bewezen hebben en die nauwelijks tot geen
toekomstgerichtheid in zich dragen, in verhaal noch in karakters.
Deel 3 is toekomstgericht, maar persoonlijk vind ik het zeker niet
mijn beste werk. Het was eenvoudigweg te moeilijk om 14 personages
onder één plot te vangen. Het is wel gelukt en het is
best knap gedaan van ons allemaal, maar ik had het mezelf wel erg erg
moeilijk gemaakt. Het was schrijven met één hand
vastgebonden op de rug. Wat ik ook niet met je eens ben is dat
Avenier geen tijdsbeeld zou geven. Als je ziet waar ze begonnen en
hoe ze eindigen dan is dat wel degelijk de geschiedenis van deze
klasse in dit land, beperkt tot de afgelopen vijftig jaar. Verlies
van paternalistische maar richtinggevende factoren: hechte
familiestructuur, familiehierarchie, geloof. Daarvoor in de plaats:
individuele vrijheid, rijkdom. Maar ook: verwarring, onthechting,
eenzaamheid, fixatie op materie, verharding. Ik was erg trots dat Wim
Kok in de pauze zei: ‘Dit is Nederland, dit was mijn vakbondstijd.’
Dan de mid life. Een vrouw van negentig die terugkijkt kun je niet
betichten van mid life. Al wie terugkijkt in Avenier  is ouder
of jonger dan die leeftijdsgroep waar de bedoelde crisis op van
toepassing is. En de schrijfster zelf is inmiddels 52. Dat ik mezelf
de vraag heb gesteld: ‘Waar kom ik vandaan’, dat is waar ja. Maar
Wijbrand, dat een mens zich die vraag stelt, dat een mens denkt: wat
is er eigenlijk in Nederland met mijn klasse gebeurd de afgelopen
jaren, dat heeft toch weinig met het naar binnen gerichte getob van
een mid life crisis te maken ? De ene recensent wil meer helden zien,
de andere meer verhaal, weer een andere meer toekomst, dat begint mij
te irriteren. Het doet er niet toe wat recensenten hadden willen
zien, zelfs jullie smaak doet er niet toe. Het doet er toe wat jullie
gezien hebben. Niet wat het niet was, maar graag wel wat het wel was.
En het was een vierluik, in dialect, over een klasse die in de
Nederlandse toneelcanon nauwelijks een plaats had, met een nieuwe
regisseur, met een ensemble waarin we jonge en oudere acteurs samen
oud zien worden. Het was ook vier keer een wereldpremiere van een nog
nooit eerder gespeeld stuk, geschikt voor de grotezaal. Het heeft een
soort taal in zich die je nog nooit eerder gehoord kan hebben:
volstrekt nieuwe zinnen in nieuwe bedachte zinsconstructies. Dat zijn
allemaal objectieve waarheden die naar mijn smaak maar wat al te snel
als vanzelfsprekend worden aangenomen.   ‘Ja ja, dat weten we
allemaal wel, maar nu wat er niet goed aan was.’ Lees de brief van
Hans Kemna in De Theatermaker nav Avenier 1 en 2. Ik kan niet anders
dan het daar mee eens zijn.  En verder vind ik dat een stuk, een
nieuw stuk, gerecenseerd dient te worden op de schriftuur en op de
uitvoering. Dat is in Nederland zeer ongebruikelijk. Maar waarom ?
Wederom die vanzelfsprekendheid.  dawassut. Groeten,

Maria

PS: Bitterheid snap ik ook helemaal niet. alleen theo, de
geboorte van de lpf, is bitter. De rest is enorm veerkrachtig.
Reageert met een volkse grootsheid op het verlies. Ik zie het
tegenovergestelde van bitterheid. De wil tot leven, genieten en de
wil om op het leven te kunnen terugkijken als op een goed leven. zie
de tekst.




Hoi Maria,

Toekomstgerichtheid is inderdaad geen
voorwaarde voor goed toneel. Daar heb je gelijk in. Hangen in het
verleden echter ook niet. In Virginia Woolf is dus wel een toekomst:
de kinderloze toekomst waar George en Martha al dan niet mee zullen
leren leven. Met Norén heb je een punt, maar dat is een
Scandinaviër en dat waren al nooit de grootste optimisten, op
Selma Lagerlof na, dan. In je eigen meesterlijke Familie zit ook
toekomst, namelijk die na alle ellende in het stuk. Na Familie moeten
de mensen op de foto verder. Daarover praten ze in die scène.
Is toch een beetje Hamlet, met de opkomst van Fortinbras. Dat gebeurt
in Avenier dus zeker niet. In Avenier wordt iedereen schim en
verdampt het laatste personage. Prachtig gegeven, maar ook een heel
erg definitief afscheid. Als schrijver zeg je daarmee niet: ‘en nu
verder’, maar ‘het is gedaan’. Is een keuze. En ik ben niet zo blij
met die keuze, maar dat leg ik hier verderop nog nader uit.

Stilistisch is er volgens mij ook een
probleem met het schrijven in de verleden tijd als werkwoordsvorm.
Het is een probleem waar veel verhalend drama mee te maken heeft. De
Grieken worstelden daar al mee, met hun bodeverhalen. Volgens mij is
Euripides ook de eerste die in zo’n bodeverhaal omschakelt naar de
tegenwoordige tijd en daarmee het live-verslag in het theater
introduceerde. De kwestie is een beetje, zoals ik ook in mijn
(vrijwel uitsluitend op de tekst gerichte) recensie vertel, dat de
beurscrisis van de late jaren tachtig wel in deel drie zit, maar dat
de essentiële gebeurtenissen allemaal plaats hebben gevonden
tussen deel twee en deel drie. En dat moet allemaal verteld worden.
Dat maakt de schriftuur statisch, omdat de ‘hier en nu’
verwikkelingen er teveel van afhankelijk zijn, en op zichzelf niet
dramatisch genoeg zijn. Daarmee wijkt het stuk af van bijvoorbeeld
Oidipous, waar de te verhalen voorgeschiedenis feitelijk een paar
eeuwen beslaat: het drama in het stuk zelf is sterk genoeg om al dat
verleden te kunnen dragen.

Ik liet je al weten dat ik inderdaad
nergens het woord ‘wrang’ gebruik, maar dat ik de voorstelling wel
iets bitters vind hebben. De zin is inderdaad voor tweeërlei
uitleg vatbaar, zie ik nu, maar met ‘Met de serie nu compleet
overheerst bitterheid De Familie Avenier’ bedoel ik dus de schriftuur
en niet de familie(leden). Heeft ook te maken met aanhalingsteken- en
hoofdletterconventies bij de GPD. Maar ik hoop dat ik daarmee ook
mezelf iets helderder maak: ik vind de boodschap van het complete
werk bitter. Als schrijver laat je ons weten dat die familiebanden
van vroeger zo slecht nog niet waren, en dat het nu een tamelijk
grote schande is dat dementerende ouderen niet meer in een
familiekring worden opgenomen. Ik haal uit de voorstelling dat je
belangrijkste gevoel over de tweede helft van de twintigste eeuw
vooral teleurstelling is. Mensen zijn in die visie steeds meer op
zichzelf teruggeworpen, hebben familie- en dorpsverbanden losgelaten
en worden daar niet gelukkiger van. Erger nog: de politieke toestand
van nu is er een rechtstreeks gevolg van. Letterlijk zelfs is het
hele stuk dat aan de jaren negentig gewijd zou kunnen zijn, een
terugblik, waarin steeds duidelijker doorklinkt dat ‘we’ ergens
onderweg iets kwijtgeraakt zijn, dat nooit meer terugkomt.

Los van de vraag of dat waar is, vind
ik dat wel een bittere gedachte, meer nog omdat er weinig opbeurends
in zit voor mensen die vanaf nu minstens nog een decennium of 3, 4
door moeten (waar jij en ik ook onder vallen).

Ik ontken dus niet dat er geen
tijdsbeeld wordt gegeven in Avenier 3 en 4. Ik vind het tijdsbeeld
alleen een beetje somber, en constateer dat het daarmee aan
universaliteit inboet. Dat ik halverwege mijn verhaal zeg dat ik het
geen Heimat vindt, maar wel een sterk persoonlijk stuk van jou, hoef
je dus ook niet als afwijzende kritiek te zien, maar kun je lezen als
een poging van mij om het geschreven stuk op zijn werkelijke merites
te beoordelen. De tetralogie is misschien wel het meest persoonlijke
dat je ooit geschreven hebt, en dat vind ik een compliment waard,
eerder dan een verwijt.

En zo komen we dus op die midlife, waar
ik als 46-jarige zelf natuurlijk ook het nodige mee te stellen heb,
al heb ik nog geen behoefte gevoeld aan een jongere minnares of
scheuren bij Wijk bij Duurstede. De top van de Ventoux heb ik al
befietst en ik heb een mountainbike gekocht waar ik niets mee doe,
dus qua voorspelbaarheid zit het wel snor. Ik ken ook de neiging tot
terugblikken en somberte over de samenleving die ik in Avenier
terugzie. De beste muziek en de mooiste auto’s werden gemaakt in de
jaren tussen 1970 en 1984, volgens mij. Dat heeft, blijkt bij lezing
van Douwe Draaisma, echter minder te maken met de muziek en
autovormgeving van toen, als wel met de leeftijd die ik toen had. En
daar leg ik dus de link met het verschijnsel midlife (zonder crisis)
en Avenier. Wederom: ik doel in mijn recensie en in het latere
achtergrondverhaal niet op de personages, maar op degene die ze tot
leven heeft gewekt. En dat ben jij. Dat, in combinatie met de
somberte van het stuk en de hang naar het verleden die erin
domineert, doet mij Avenier scharen onder toneel dat past bij een
generatie. Niet meer, maar zeker ook niet minder. Ik zou ons alleen
wat meer optimisme gunnen, maar dat is puur persoonlijk. Al schijnt
het met de jaren vanzelf weer te komen, volgens Draaisma.

Over de recensies in het algemeen laat
ik me liever niet uit, zoals ik al aan het begin zei. Ik kan wel
stellen, uit eigen indruk, dat ik zelden meer gezwoeg heb zien
doorschijnen in de schrijfsels van mijn collega’s. Volgens mij juist
om recht te doen aan iets wat iedereen bijzonder en in de kern
waardevol vindt, heb ik zelf in ieder geval mijn uiterste best gedaan
op het kleine krantenstukje, en heb ik juist geprobeerd om het
toneelstuk als nieuw repertoire ook op zijn merites te beoordelen.
Over mijn collega’s kan ik alleen zeggen dat ik het gevoel heb, dat
zij er op hun manier net zo mee bezig zijn (geweest). Het komt er bij
de een alleen wat rottiger uit dan bij de ander, en dat we in onze
opvattingen verschillen, is alleen maar mooi. Het doet recht aan de
verscheidenheid van het theatervak.

Uiteindelijk was jij natuurlijk ook
niet echt blij geweest wanneer iedereen uitsluitend de door jou
genoemde positieve kanten van dit magnum opus had benadrukt, terwijl
ondertussen de volgens mij terechte kritiek achter je rug om zou
worden gefluisterd? Ik hoop, nee, ga ervan uit, dat, anders dan het
einde van Avenier suggereert, er leven en nog meer mooi werk van jou
te zien gaat zijn in de 21ste eeuw.

Ik hoop dat dit verheldert,

met hartelijke groet,

Wijbrand Schaap

 

 

 

 

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.

, ,