Bakchanten


De Bakchanten zijn nog
onder ons

Door Wijbrand Schaap

In Amsterdam speelt op
dit moment een stuk waar ik niet heen durf.

Het gaat om de
lunchpauzevoorstelling Blöd, gespeeld door een aantal actrices
die ooit, in 1998, meespeelden in Bakchanten van Toneelgroep
Amsterdam. En die actrices hebben daar dus een zo groot trauma aan
overgehouden, dat ze dat nog iedere maand van zich af moeten eten.
Ze voelden zich machteloos tegenover een regisseur die hen wekenlang
vernederde, hen aan hun lot overliet, en die in het geheel niet wist
wat hij met hun aanmoest. Jörgen Gosch, de regisseur die hen het
Koor liet spelen in zijn versie van Euripides’ Bakchanten uit 400
voor Christus, zou een ongeïnteresseerde, over het paard getilde
Duitse ‘arschloch’ zijn. En zij zijn goedwillende, onschuldige
slachtoffers.

Nu heb ik de bewuste
voorstelling in 1998 gezien, en ik was er tamelijk diep van onder de
indruk. Gosch bracht een heel gedegen en sobere versie van de
Bakchanten, het stuk dat gaat over de strijd tussen rede en verstand,
over een zoon die als koning van Thebe door zijn eigen moeder wordt
verslonden omdat hij zich verzette tegen de wijngod Dyonisus.

Gosch sprak geen woord
over de grens. Hield afstand, maar wist op een voor de acteurs
onbegrijpelijke manier perfect wanneer iets niet klopte.

Achteraf
blijkt dat dus de kern van het stuk ‘Blöd!’ te zijn. De vijf
actrices die het Bakchantenkoor moesten spelen, deden dat –
onherkenbaar – achter enorme maskers. Ze moesten zelf naar vormen
zoeken, en hebben tijdens dat proces van achter hun maskers er vast
wel eens met de pet naar gegooid. Sterker nog: dat is wel haast zeker
weten aan de hand geweest. Dan is het niet leuk als de regisseur je
door heeft en dat gedrag afstraft met een simpel, doch doeltreffend:
‘Blöd!’ (Dûh)

Het
zou er natuurlijk ook aan kunnen liggen dat het voor acteurs nooit
leuk is om in Het Koor te spelen. Wij van het moderne theater houden
er niet van om een beetje zingzeggend collectief op te treden. Liever
laten wij onze persoonlijke inzet zien. Toen ik zelf in het begin van
de jaren negentig met een Lunettens amateurgezelschap een versie
maakte van de Bacchanten, was het ook een hels karwei om de actrices
in het het koor een beetje gemotiveerd te houden. Ik heb uiteindelijk
gekozen voor een soort halfslachtige oplossing, waarin ieder van de
speelsters uiteindelijk een eigen lijn kon trekken. Zo heb ik de club
bij elkaar kunnen houden tot de première

Maar
daarmee heb je nog geen Bacchantenkoor op de planken gezet.
Bacchanten, dat zijn van de wijngod bezeten waanzinnigen, vrouwen
die in hun extase levende stieren uiteen konden rukken en die op hun
deliriumtocht hele dorpen met blote handen uit konden moorden.
Euripides beschrijft scènes die wij ons destijds zelfs niet
Ruwanda of Bosnië konden voorstellen. Speel dat maar eens.

Nu, dankzij het Lunchniemendalletje Blöd, besef ik dat het Jörgen
Gosch destijds gelukt is. Dat had ik al gezien bij de voorstelling,
waarin het koor vooral opviel doordat de gemaskerde vrouwen als
bezetenen met lange stokken tegen de muur sloegen, onder het
uitroepen, nee, uitkótsen van hun vreselijke teksten.
Angstaanjagend waren ze. Zoiets bereik je niet met zachtaardig en
democratisch regisseren. Dat was dus het genie van Jörgen Gosch:
door ze tijdens het repetitieproces zo te laten bungelen, en ieder
initiatief af te straffen met één simpele afkeuring,
heeft hij vijf keurige actrices het bloed onder nagels vandaan
gehaald. Hij heeft ze zo woedend gekregen, als geen regisseur ooit
aan heeft gedurft. Ze konden zijn bloed wel drinken. Ze konden ieders
bloed wel drinken. Ze werden bacchanten, en ze zijn er nog steeds
niet van bijgekomen.

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.