Buitenland


En toen ging het nooit
meer over kunst

 

In november was er een
theaterfestival in Nederland. Het was een prachtig festival. En
niemand ging er heen. Het festival ging namelijk over buitenlands
theater. Het buitenland, dat is wat je buiten de deur houdt en
waarheen je troepen stuurt, of mensen die op een andere manier niet
slaagden voor het inburgeringsexamen.

Nee, sinds november
hebben wij van de kunst het alleen nog maar over wie er wel dan niet
bedreigd is, moet worden of wie er dood wil. Of wie mensen kent die
dat allemaal hebben. Daar hebben wij van de kunst het zelfs zo hard
over dat de Tweede Kamer van pure schrik alle bezuinigingen op de
kunst heeft teruggedraaid.

Of zo.

Niemand weet sinds de
kamerbehandeling van de cultuurbegroting eigenlijk nog precies
hoeveel geld er naar wie gaat, wel dat er sommige clubs zijn die veel
meer krijgen dan ze ooit hebben aangevraagd. Het gevolg is in ieder
geval dat iedereen zijn mond houdt. Als ze in Den Haag het spoor
bijster zijn, wie zijn wij dan om de boel nog ingewikkelder te gaan
maken. Nee. De politiek heeft wel andere dingen aan het hoofd dan
kunst. Laat staan theater.

En toen was er dus dat
schitterende festival in november. Met een openingstoespraak van
cultuurtopambtenaar George Lawson, die net als het festival zelf in
een zompige mist van desinteresse ten onder ging. George Lawson
stelde dat de Raad voor Cultuur diende te worden opgeheven, en dat de
Tweede Kamer zich weer rechtstreeks met de kunsten moest gaan
bezighouden. Het was in dezelfde tijd dat een verdwaasde
jongerenwerker op zoek naar een koningsmoord de hofnar afslachtte.
Het theater lag dus letterlijk op straat. En dan is een speech over
kunstbeleid wel zó dûûh, dat doe je dus niet.

Nederlandse politici
weten niets van kunst, en al helemaal weinig van theater. Kunst is
een zaak van de kunst, zo heeft de liberaal Thorbecke het
honderdvijftig jaar geleden gezegd, en daar houden we ons aan. Ik was
een groot voorvechter van die doctrine, maar ben inmiddels bekeerd.
Het is geen omslag van HP/De Tijd- of Joeri Albrecht-allure, maar
toch. Een omslag is het.

Nu de politiek zich met
alles bemoeit wat wij zeggen, denken of voelen, is zij ook verplicht
om zich te mengen in het kunstdebat. Dat kan niet worden overgelaten
aan kunstenaars onderling. Na de beschamende toestanden rond de
Utrechtse Croneprijs voor Ronald Giphart, waar partijpolitiek
gekonkel een schandalig gebrek aan cultuurkennis bij de Utrechtse
politici aan de dag legde, wil ik wel eens weten wat ze in Den Haag
eigenlijk van kunst vinden. Ik heb mensen als Balkenende, Donner,
Herben of Wilders nog nooit bij een voorstelling in welke schouwburg
dan ook aangetroffen, en ik kom in nogal wat theaters.

Het Europa-festival
Paradise Regained, met al die schitterende maatschappelijk betrokken
voorstellingen uit de nieuwe lidstaten? Geen politicus die zich er
waagde, want stel dat je interesse zou tonen, dat je misschien een
standpunt in zou moeten nemen over wat je te zien kreeg? Dan liever
op de Dam de eerste klappen uitdelen in een apenapplaus, zoals
Verdonk.

Wie ik wel zeer
regelmatig tegenkom bij premières? Kok, Dijkstal, Van Mierlo.
Een paar types van D66. Prinses Maxima plus echtgenoot. Dat soort.
Paarsen en inburgerende buitenlanders. Alles waar Nederland
tegenwoordig schurft aan heeft.

Verschenen in UN/Amersfoortse Courant van 11 december 2004

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.

, ,