Over Botho Strauss en
de kunstsubsidies
,,Als er niet een paar
schilderijen bestonden, die we van tijd tot tijd weerzien, waarvoor
we stil kunnen houden en kunnen wachten, als er niet een paar boeken
waren, die we van tijd tot tijd herlezen, als er niet zoiets zou zijn
als de wederkeer van de werken, hun vergevende glimlach, dan zou ons
leven nog meer afscheid, nog meer scheiding, nog meer uitwissing en
vergeten kennen. Er is nu eenmaal helemaal niet veel, aan
belangrijks, dat we in het leven meer dan eens mogen doen.”
Jarenlang heb ik gewild
dat ik deze woorden had mogen bedenken. Eigenlijk sinds het moment
dat ik ze voor het eerst hoorde in Trilogie van het Weerzien van
Botho Strauss. Een toneelstuk dat alleen vanwege de titel al tot mijn
verbeelding sprak. Ik was tweeëntwintig en dus net bezig met
het opmaken van mijn jeugdtestament, al hoorde Boudewijn de Groot al
lang niet meer tot onze favorieten in het midden van de jaren
tachtig. Maar voor een twintiger met kunstambities zijn de woorden
die Botho Strauss in de mond van een miskende schrijver legde, niet
minder dan orakelspreuken. Meer waar dan wat dan ook.
Ik hoorde ze laatst
opnieuw, toen dezelfde regisseur als destijds, Lucas Vandervost, ze
liet horen in een nieuwe versie van het ultieme seventies-stuk, nu
door Toneelgroep De Tijd. Het was toevallig in dezelfde periode, dat
VVD-kamerlid Bot in de Volkskrant schreef dat het maar eens afgelopen
moest zijn met die podiumkunstsubsidies. Een paar dagen later mocht
toplobbyiste Ellen Walraven van ’t Barre Land met hem de degens
kruisen in Spijkers met Koppen, op Radio 2. Het was een herhaling van
zetten. Zoals de discussie over podiumkunstsubsidies iedere paar jaar
opnieuw de kop opsteekt, zo hebben de podiumkunstenaars steeds weer
opnieuw hun argumenten klaar liggen. De discussie is zelfs zo vaak
gevoerd dat de podiumkunstenaars soms hun belangrijkste argumenten
vergeten te noemen.
ging men nauwelijks
in op het woord ‘vrijetijdsbesteding’, dat meneer Bot in de mond nam
toen hij het had over concerten van het Concertgebouworkest of
voorstellingen van Toneelgroep Amsterdam. En Walraven maar weer braaf
roepen dat het bezoeken van kunst geen vrijetijdsbesteding is, maar
een activiteit gericht op verrijking van de ziel. Ik ben het ermee
eens, maar kom daarmee maar eens aan bij zo’n VVD’er. Die begint al
te schateren voor je uitgesproken bent. Het is nu eenmaal een gegeven
dat het verdedigen van kunst in een door populisten geregeerde
samenleving onbegonnen werk is.
toen kwamen die
woorden van Botho Strauss bij me op. Woorden die voor mij altijd het
bestaansrecht van kunst hadden bewezen: die paar schilderijen, die
paar boeken die we van tijd tot tijd herlezen. Mooi melancholisch,
vond ik ze. Kunst als blik op de eeuwigheid.
Maar toen werd het
opeens donker in mijn hoofd. Want juist die nadruk op het monumentale
is wat de discussie over podiumkunsten heeft verziekt. De
antisubsidielobby wil namelijk best subsidie geven aan
monumentenzorg. Dat vinden ze belangrijk, omdat er tenslotte al zo
weinig is, aan belangrijks, dat we in het leven meer dan eens mogen
doen. En juist dat subsidiëren van monumenten is wat zorgt voor
stilstand. Stilstand in de kunst is stilstand in de hoofden van de
mensen. Natuurlijk moeten we allemaal het geheugen fris houden, maar
als we niets nieuws meer toevoegen aan wat er al is, valt er op den
duur niets meer te herinneren.
Zoals het weerzien met
Strauss’ Trilogie voor mij gemengde gevoelens opriep, en ik kort
daarna het absoluut onherhaalbare evenement van Jeroen Brouwers’
Bezonken Rood op het toneel meemaakte, zo kwam opeens de gedachte op
dat Strauss het helemaal bij het verkeerde eind had. Het leven is
inderdaad grotendeels afscheid, scheiding, uitwissing en vergeten.
Goddank. Maar gelukkig zijn er een paar dingen, aan belangrijks, die
we in die tijd slechts één keer hebben mogen meemaken.
Gebeurtenissen die ons er inderdaad aan herinneren dat het leven
grotendeels al die nare dingen is. En die eenmalige dingen, die ook
vooral eenmalig moeten blijven, omdat ze je in het hier en nu buiten
de tijd hebben geplaatst, zijn meestal een concert of een
theatervoorstelling. Goddank zijn die er nog. We kunnen die niet
genoeg subsidiëren, omdat we anders alleen maar de constante
wederkeer van de stoffige schilderijen en eeuwig herlezen boeken
zouden hebben.
Verschenen in het UN/AC
van 21 oktober 2004