Het definitieve einde van het theaterapplaus


Waarde theaterliefhebbers: klappen kan niet meer. Het is definitief afgelopen met deze collectieve ontlading van dankbaarheid voor een theater of concert.

Sinds Eibergen.

Na een verschrikkelijk etmaal keerde een meisje terug naar huis. Ontvoerd, misbruikt, vernederd. Voor het leven getekend. En meer van dat soort verschrikkelijke termen. En wat gebeurt er bij terugkomst?

Applaus.

Die haag van mensen, van wie er enkelen misschien wel haar buren waren, maar waarvan velen uit de wijde omgeving zijn gekomen om haar thuis ‘welkom te heten’.

Met applaus.

Wat is er in godsnaam in de mensen gevaren, dat ze een misdaadslachtoffer niet alleen massaal gaan verwelkomen, maar dat ook nog eens bekronen met de meest misplaatste reactie die er is? Wat is er mis met de kort bewegende vitrages, snel sluitende deuren, plotseling lege straten, waarmee we vroeger reageerden op de thuiskomst van een door een ramp getekend persoon? Wat is er mis met het snoepje en het schouderklopje dat het slachtoffer in de weken erna wel eens kreeg van de lokale winkelier?

Nee. We gaan klappen. Maar waarvoor? Zijn we dankbaar voor een mooie voorstelling? Nee. Belonen we een geleverde prestatie? Het overleven van een  ontvoering lijkt me geen prestatie om trots op te zijn.

Ik vrees dat het erger is met het applaus voor Wei Wei. Ik vrees dat het ons er pijnlijk van bewust maakt, dat het klappen in de handen helemaal geen uiting van dankbaarheid of respect is, maar het omgekeerde. De enige andere levende wezens die kunnen applaudisseren, de mensapen, doen dat als variant op het ‘op de borst slaan’. Het brede applaudisseren van de chimpansee is een vorm van indruk maken en respect afdwingen:  jij doet iets indrukwekkends, tof, maar dat kan ik ook. Voor apen is applaus zelfs een vorm van dreigen. Zo kan ons applaus bij begrafenisstoeten niet worden uitgelegd als een uiting van respect voor de overledene. Die merkt er toch niets meer van. Nee we klappen vóór onszelf en tégen iedereen die ons tegenstaat. Dat maakt het applaus voor de terugkerende Wei Wei ook zo verschrikkelijk. Er werd daar een protestactie gehouden tegen van alles, zoals bijvoorbeeld verlofregels voor tbs-ers enzo, en Wei Wei werd er even goed van doordrongen dat zij slechts een aanleiding was, en dat het werkelijk niemand ene moer kon schelen hoe zij dit zou moeten ervaren.

Uit protest stel ik daarom voor dat wij van het theater ermee ophouden om nog langer te applaudisseren. Gewoon niet meer doen. Want in het theater is het  ook louter demonstratief gedrag, dat klappen na afloop. Nergens  voor nodig en bovendien ook van zo’n puur automatisme dat het in geen enkele verhouding staat tot het gebodene. Bij een  slechte voorstelling klappen we even hard als bij een goede, en bij voorstellingen die slechts om gewijde stilte vragen klappen we even hard als bij voorstellingen die eindigen in een polonaise.  Applaus doen we voor onszelf, omdat we zulke goede en slimme  theaterbezoekers zijn.

Misschien moeten we bravo gaan roepen. Of nee. Misschien moeten we maar zwijgen. Want collectief met de duim omhoog, dat kan ook al niet meer sinds we allemaal de vakantiekiekjes van Amerikaanse militairen uit Irak hebben gezien. Maar zwijgen is misschien ook niet handig. Wat dan? Het enige wat ons rest is misschien dan een receptie na afloop.

Ja. Dat is het.

Na afloop wachten we stil in de zaal tot de acteurs en/of muzikanten het toneel hebben verlaten, waarna ze zich in de foyer, bij de uitgang van de zaal, in een rijtje opstellen, en  wij, dankbare toeschouwers, hen één voor één de hand kunnen drukken. En dan als enige tekst een besmuikt gemompeld ‘Bravo’, om deze vorm van handjeschudden te onderscheiden van die gelegenheden waar we ‘gefeliciteerd’ of ‘gecondoleerd’ mompelen.

En dan misschien later, als we ze in de bus tegenkomen, een snoepje.

Verschenen in het Utrechts Nieuwsblad van 4 juni 2004

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.

,