Droppies helpen niet tegen theaterkriebels


Afgelopen vrijdag, bij Barend en Van Dorp, hield Willem Nijholt het niet meer. Na jaren van afwezigheid keert hij terug naar het schouwburgtoneel, en het is een ramp. Niet dat zijn bijdrage aan Lied in de Schemering nu zo gekritiseerd wordt, nee. Het zijn de hardnekkige hoesters, die hem en zijn medespelers al tot drie keer toe hebben gedwongen om de voorstelling stil te leggen en het publiek tot de orde te roepen. Naast opstandige CKV-leerlingen hebben we nu dus ook te maken met hardnekkige hoesters.

Het is mij ook één keer overkomen, maar niet bij Nijholt. Stadsschouwburg Amsterdam, rij 8, lekker in het midden. Het is zo’n moment dat je je vak vervloekt: waarom moeten ze recensenten altijd op die fantastische plaatsen neerzetten? Midden voor het toneel, met een onpasseerbaar grote hoeveelheid theaterbobo’s links en rechts van je. Waarom ben ik niet gestopt met roken, toen het nog kon: een jaar of twintig geleden, dus? En hoe komt de theaterwereld erbij om precies midden in het griepseizoen de belangrijkste premières te plannen?

Zo’n aanval begint meestal een kwartier nadat het zaallicht uit is gegaan. Het stuk begint aardig op gang te komen. En dan komt hij. Ergens aan het begin van de slokdarm, of half boven de stembanden, of er misschien wel net ín. Als beroepshypochonder verdiep ik me niet in anatomische details. Het is al erg genoeg dat hij er zit, die kriebel. Onweerstaanbaar. Een professioneel theaterbezoeker weet er de eerste minuten wel raad mee. Maar de kriebel is altijd sterker. Níet hoesten, schreeuw je inwendig, en ook niet rochelen, want dan is het hek van de dam. Maar vechten is zinloos. Zweet breekt aan alle kanten uit. Je ruikt het. Zo’n weëe geur. Hoestzweet is het ergste zweet dat er is.

Koel blijven. Hoestplanning. Niet op een stil moment, dat doen alleen concertgebouwamateurs. Nee. De professionele theaterhoest doe je tijdens een decorwisseling, op een moment dat een theaterorkest als Het Paleis van Boem zijn naam weer eens waar maakt, bijvoorbeeld. Of tijdens een lekkere ruzie op het toneel. Waarom is dit potjandorie weer zo’n bábbelstuk! Maak ruzie! Breek ruiten! Bereik een hoogtepunt in wat dan ook!

Ondertussen zit je half voorovergebogen. Je zweet niet alleen, nu komt het ook uit je ogen en je neus. En dan moet je, half kokhalzend, toegeven. Mond dicht. Alle geluiddempers activeren. De eerste hoest helpt niet. De tweede komt vanzelf. De derde en vierde ook. Bezorgde blikken naast je. Nu komt er ook schaamte- en angstzweet bij. Ergens van half onder het notitieblokje probeer je begripvragend terug te kijken. Nog steeds heb je het geluid weten te beperken, maar de marteling is voor de nabije omgeving voelbaar. Al zeker 5 toeschouwers van hun stuk gebracht door jouw sterfscène. En die rij. Die is zo lang! Nu opstaan betekent voorgoed de zaal verlaten.

Meestal duurt zo’n aanval een kwartier, maar zo’n kwartier kan carrières breken. Vooral je eigen. Je hoort ze al zeggen: ‘Ja, Schaap vond het dan wel niks, maar hij heeft de helft van de tijd onder zijn stoel gehangen.’ Sinds die eerste keer neem ik dus altijd sterk spul mee. Lekkere grote tabletten. Twee, hoogstens drie stuks beheerst opzuigen, en de lucht klaart op. Ik doe alweer jaren zonder theaterhoest. Ik dénk er niet eens meer aan. Maar nu gooit de commercie roet in het eten. Joop van den Ende heeft een sponsor. En wát voor één. Bij de première van zijn toneelstukken struikel je erover. Vrolijke meisjes en jongens in blauw uniform.

Gratis Wiebers. Leuk idee, maar verschrikkelijk. Ellendige, veel te kleine droppies, die in je keel blijven steken. In van die rammeldoosjes, net als hun hun even geniepige evenknietjes van Potter.

Natuurlijk delen ze speciaal voor de gelegenheid zakjes in plaats van doosjes uit, maar díe heb ik nog niet in de winkel gezien. Als de actie aanslaat, zit binnenkort heel theaterland dus vol met rammelende toeschouwers. Het gouden idee van dropsponsoring gaat zo aan zijn eigen succes ten onder. Want als je in de foyer van de schouwburg bekant doodgegooid wordt met die droppies, denk je vanzelf: als ik maar niet ga hoesten. Meer heeft een goede kriebel niet nodig.

Verschenen in de rubriek Kunstbroeders © op 11 maart 2002

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.

, ,