Guy Cassiers


Van wespennest naar Wespenfabriek

Het Ro Theater beleefde vorig seizoen ongekende successen: Ja Zuster Nee Zuster in Carré en Hondje op Broadway. Hoogtepunten in een verder slechtverlopen seizoen. Artistiek Leider Guy Cassiers keert nu echter terug met huiveringwekkend mooie voorstelling: De Wespenfabriek. Het begin van een nieuw tijdperk?

Rotterdam – Hij was theaterman van het jaar 1998. Het allereerste seizoen van Guy Cassiers aan het hoofd van het Ro Theater was er één van louter hoogtepunten: De Sleutel, Nachtasiel, Hondje en Anna Karenina, voorstellingen die artistieke hoogstandjes en publieksvriendelijke sfeer samenbrachten.

Daarna werd het opeens minder. Midzomernachtsdroom werd gekraakt, net als het regiedebuut van Catherine ten Bruggencathe, Het Terras. Alize Zandwijks Oresteia werd niet begrepen, en Kasimir en Karoline flopte. Het enorme succes van Ja Zuster Nee Zuster verzachtte het leed. Guy Cassiers erkent nu dat er destijds fouten zijn gemaakt.

,,Toen we begonnen was er vooral enthousiasme om dingen te maken. Alize Zandwijk en ik konden al onze hartewensen in vervulling laten gaan. Die energie zat in het eerste seizoen. Naar buiten toe telde het Ro Theater weer mee. Maar intern was het nog helemaal niet op orde.'' De crisis die het gezelschap in 1998 trof had vernietigend gewerkt op de sfeer. Het conflict tussen artistiek leiders Koos Terpstra en Peter de Baan had het hele gezelschap tot op het bot verdeeld. Aan Cassiers de taak om het zelfvertrouwen te herstellen.

,,Vorig seizoen heb ik vooral gewerkt aan de interne organisatie. Daardoor raakte het overzicht een beetje zoek, en raakte de band met het publiek zoek. Er was ook te weinig aandacht onze artistieke prestaties.’’ Het Ro was een wespennest, dat nodig aangepakt moest worden? ,,Ik heb er ontzettend veel van geleerd. Maar Kasimir en Karoline is bijvoorbeeld de enige voorstelling in mijn hele carrière die ik maakte met het idee om nu eens een heel breed en jong publiek aan te spreken. Nu ja: je kent het resultaat. Hij was niet vanuit een innerlijke noodzaak gemaakt, en dat heeft het publiek direct in de gaten.''

{mospagebreak}En dat levert meteen een artistiek hoogtepunt op als De Wespenfabriek. De voorstelling, waarin Steven van de Watermeulen één van zijn mooiste rollen ooit speelt, vertelt het gruwelijke verhaal van een jongen die zijn jeugd doorbrengt als seriemoordenaar van zijn eigen familie. Ademloos volg je dit monster, dat tot leven wordt gebracht in een hallucinerende orgie van videoprojecties en geluidsfragmenten.

Het is dus mooi, maar hoe verkoop je zoiets engs aan het publiek? Cassiers glimlacht: ,,Het is een horror-story, met een enorm betekenisvolle draai aan het einde, die alles op zijn kant zet. Het is geen amusement, dat merk je ook bij het applaus na afloop. Mensen moeten er echt even van bijkomen. Ik hoop dat hier heel veel mensen naartoe gaan, maar we hebben hem bewust niet gemaakt voor de Schouwburg.''

Dat kan ook niet vanwege de manier waarop Cassiers het verhaal in beeld brengt. Het hele toneel staat vol met camera's en projectoren. Het is prachtig, maar je moet er wel bijblijven, zo klein is het soms. Cassiers bewijst hiermee opnieuw dat hij één van de weinige regisseurs is die werkelijk zinvolle dingen kunnen doen met alle moderne snufjes waar theatermakers over kunnen beschikken.

,,Peter Missotten, de man die nu voor de videokunst zorgt, zei nog: Ach, nee. Weer zo'n theatervoorstelling met een cameraatje op de scène? Nu, je ziet het resultaat. Door de video op zoveel verschillende manieren te gebruiken kom je uiteindelijk helemaal in het hoofd van de hoofdfiguur uit, net als wanneer je het boek leest. Ik wil dus juist de verbeelding van de toeschouwer versterken, in plaats van afstompen.''

{mospagebreak}Hij maakt niet alleen dit soort voorstellingen voor een klein publiek. Dat zou hij als leider van het stadsgezelschap van Rotterdam ook niet kunnen maken. Het huidige seizoen staat volop in het teken van Rotterdam 2001. Dat begint met 'Onzichtbare Steden' een project waarin acteurs en inwoners van de stad samen op het toneel van de schouwburg een beeld van hun al dan niet gedroomde stad zullen geven. Later volgt een bewerking van Ja Ja, maar Nee Nee, een stuk dat eigenlijk over Brussel gaat, maar dat voor de gelegenheid helemaal op Rotterdam zal zijn toegespitst.

Heeft hij zelf inmiddels al een beeld van Rotterdam? Ofwel: wóónt hij er al? Dat is tenslotte de grootste kwestie met kunst in de Maasstad: kunstenaars zaten vroeger altijd alleen maar overdag in Rotterdam, en 's avonds in Amsterdam. ,,Nee, nee.'' Cassiers veert op.,,Ik heb een huis in Rotterdam, en zelfs een vreemdelingenpaspoort.'' En dan iets bescheidener: ,,Het is wel in Kralingen, hoor.'' Dat hij zelfs weet dat wonen op stand een tikje gevoelig ligt in de werkstad Rotterdam, maakt hem alleen nog maar sympatieker.

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.

, ,