Ger Thijs over amateurs



Ger Thijs: regisseurs zijn de ziekte van het theater




Ger Thijs: Van Oude Ogen en de Ziekte
van het Regisseren.

Vorig jaar juni wist Ger Thijs,
artistiek leider van het Nationale Toneel in Den Haag, nog niet wat
hem dit seizoen boven het hoofd hing. Een conflict met het bestuur
van het gezelschap leidde tot zijn opstappen. Nu zit hij thuis, en
legt hij de laatste hand aan een roman die in het najaar moet
uitkomen. Het festival van 1999, waar hij als voorzitter van de
erejury optrad, ligt alweer ver achter hem.

Ger Thijs ziet maar zelden een
amateur-voorstelling. De regisseur, vertaler en toneelschrijver wordt
wel regelmatig uitgenodigd als een amateur-gezelschap één
van de stukken van zijn hand speelt. ,,Af en toe ga ik dan wel eens
kijken. Laatst was ik toevallig weer in Limburg, en toen ben ik wezen
kijken. Meestal is wat je ziet tenenkrommend slecht.’’ Hij was
daarom des te meer verbaasd over wat hij vorig jaar op het festival
voorgeschoteld kreeg. ,,Ik was aangenaam verrast door de kwaliteit
van wat ik zag.’’

Niet alleen de kwaliteit van het aanbod
beviel hem. ,,Het was ook een heel prettige ervaring om die meiden
tegen te komen die met mij in de jury zaten, Mechtild Prins en Matin
van Veldhuizen. Zo kom je ook op een hele goede manier in aanraking
met collega’s die je normaal niet zo snel tegenkomt. Bovendien was
het allemaal heel erg haat- en nijdloos. Dat is in het professionele
theater wel anders. Daar wordt heel veel plezier vergald door al die
onderlinge strijd.’’

Thijs beleefde samen de jury vier goede
dagen. Ze lieten zich geheel onderdompelen in het festival: ,,Onze
blik als jury was totaal onbevangen. In het toneelwereldje kent
iedereen elkaar en vindt iedereen ook wat van elkaar, maar van het
amateur-theater ken ik niemand. Ik keek er dus met oude ogen naar.
Ogen van vroeger. De ogen waarmee ik naar het toneel keek toen ik er
nog niet bij betrokken was.’’

Pas op latere leeftijd heeft hij
gekozen voor de toneelpraktijk. Daarvoor heeft hij eigenlijk nooit
iets aan toneel gedaan: ,,Ik heb wel recensies geschreven voor de
schoolkrant. Op het Bernardinuscollege, een echte Franciscanerschool,
waar allemaal beroemde Limburgers op zaten. Via de schoolkrant zocht
ik naar kansen om beroemdheden te interviewen. Ik herinner me nog een
gesprek met Ton van Duinhoven in de kleedkamer.’’

Na zijn middelbare school vertrok Thijs
naar Amsterdam om psychologie te gaan studeren. ,,Maar dat ging
helemaal niet, omdat ze daar veel meer de klinische psychologie
volgen, terwijl ik Freud wilde.’’ Hij keerde terug naar Limburg,
en monsterde aan op de Toneelacademie van Maastricht. Hoe komt een
gesjeesde psychologiestudent opeens bij het toneel? ,,Mijn liefde
voor toneel is vanuit het kijken en vanuit het lezen ontstaan. Een
schoolvriend van mij zat ook al in Maastricht op de toneelschool. Dat
straalde toch een bepaalde sfeer uit.’’

Hij heeft nooit spijt gehad van zijn
keuze. ,,Al maakten mijn ouders zich toch wel zware zorgen. Ik heb me
daardoor wel altijd verplicht gevoeld om hun te bewijzen dat ik goed
terechtgekomen was. En dat je met kunst je brood zou kunnen
verdienen. Want dat geloofden ze niet, in al hun simpelheid.’’ Na
twee jaar hield hij het echter voor gezien. Een aanbod om bij Elize
Hoomans in Arnhem te komen werken kon hij niet afslaan. ,,De school
was toen ook niet goed, want er waren nauwelijks docenten. Die
moesten steeds uit het noorden komen, en dat gebeurde nauwelijks.

We haalden toen van ellende mensen uit
Aken. Dus we hebben van hele merkwaardige mensen les gehad. Jürgen
Prochnov bijvoorbeeld, die, als een soort Duitse Jeroen Krabbé,
enge Duitsers speelde in Amerikaans films, en de kapitein in Das
Boot.’’

Uiteindelijk groeide Ger Thijs uit tot
een veelgespeeld schrijver van toneelstukken zoals Winkeldochters en
vertaler van talloze toneelteksten. En natuurlijk de regisseur die
een aantal legendarische Schnitzler-voorstellingen op zijn naam heeft
staan. Mooie en vaak degelijk gemaakte voorstellingen die het
oorspronkelijke werk alle eer aandeden. ,,Het is altijd mijn
uitgangspunt geweest om mijn regie zo onzichtbaar mogelijk te maken.
Voor mij is altijd het mooiste om onzichtbaar te zijn. Flaubert zegt
het ook: de schrijver mag niet zichtbaar zijn in zijn werk. Het moet
met toneel ook lijken alsof de voorstelling zichzelf gemaakt heeft.
Dat hij door een soort in de verte aanwezige god is gecreëerd.’’

Zo kijkt hij ook naar amateurtoneel.
,,Het viel mij op in het festival dat jullie selectie zo streng is,
dat van het ouderwetse amateurtoneel op het festival maar weinig was
te zien. En juist daar was ik bang voor. Dat je echte
amateur-techniek zou zien. Er zit altijd zo’n oudere heer of dame
bij die een beetje de drijvende kracht is en tegelijk ook de grotere
rollen krijgt, en die denkt dat die het kan. En dat kunnen is dan een
soort tentoonspreiden van bravoure en lachers op de hand hebben. Dat
vind ik vreselijk. Daar kan ik niet naar kijken. Dan lijd ik zeer
onder plaatsvervangende schaamte.’’

Al zag hij dan weinig oude
amateur-techniek, hij zag wel regisseurs aan het werk: ,,Maar als ik
er zo aan terugdenk, dan denk ik toch: regie is de ziekte van het
toneel, op de één of andere manier.’’ Hij lacht
hartelijk. ,,Volgens mij is het daar misgegaan. Die voorstellingen
waarbij ik niet over regie hoefde na te denken, daar heb ik de beste
herinneringen aan. Dingen die wel geregisseerd waren, daar dacht ik
meteen bij ‘nee, niet doen!’. Maar dat heb ik ook bij
professionele voorstellingen. Daarom had ik ook het minste gevoel bij
dingen die zich wilden meten met het professionele toneel, of die
daarvan afgeleid waren. Terwijl die dingen die gewoon het plezier van
het spelen lieten zien en die zich verder weinig druk maakten over
vorm, het prettigste waren.’’

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.