Rick van der Ploeg over amateurs



The Twilight Zone




The Twilight Zone

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschappen (OC&W) heeft slechts op afstand te maken met
amateurkunst. Subsidies en beslissingen daarover vallen meestal onder
verantwoordelijkheid van gemeentes en provincies. Rick van der Ploeg,
de staatssecretaris van Cultuur, draagt amateurkunst echter een warm
hart toe, vooral waar amateurs en professionals tot samenwerking
kunnen komen. Een samenwerking die zich afspeelt in een spannend
schemergebied.

Geschreven voor de festivalbrochure van het Landelijk Festiva Amateurtheater van 1999 in de Amsterdamse Nes.

Zoetermeer – Rick van der Ploeg praat
als Stevie Wonder. De blik gaat alle kanten uit en de notities voor
hem op tafel lijkt hij in braille te lezen. Hij kijkt er nauwelijks
naar maar weet er feilloos uit te citeren. Tussen besprekingen met
het NOS-bestuur en de Inspectie Cultuurbezit door, neemt de
Staatssecretaris van Cultuur graag even de tijd voor een gesprek over
amateurs.

,,Amateurkunst is de meest
gedemocratiseerde sector van de kunsten. Het is van alle mensen. Het
staat heel dicht tegen de maatschappij aan. Eigenlijk dichter bij de
mensen dan professionele kunst. Daardoor kan het als een brug
fungeren. Professionele kunstenaars hebben daar belang bij. Die
kunnen via amateurs dichter bij de mensen komen.’’
Democratisering van cultuur, het bereiken van een zo breed mogelijk
publiek, jongeren en allochtonen, het zijn de speerpunten in het
beleid. Speerpunten die Van der Ploeg serieus neemt.

,,Mensen die amateurkunst beoefenen
gaan vaker kijken hoe professionals het doen. Dan krijg je
kruisbestuiving die weer goed is voor het bezoek aan de professionele
kunst.’’ Van der Ploeg constateert dat jongeren en allochtonen nu
nog de grote afwezigen zijn bij professionele kunstuitingen. Dus ligt
er een taak voor de amateurkunstinstellingen zoals de regionale
centra, maar ook het Landelijk Festival Amateurtheater: ,,Het rare
is: allochtonen maken amper gebruik van de honingpot van de
kunstsubsidies, terwijl ze wel heel actief zijn. Daar zit een slag
die te maken moet zijn, lijkt mij. De centra voor amateurkunst
bereiken de allochtonen nauwelijks. Je ziet dus ook zelden
allochtonengroepen op amateurfestivals. Dat is een punt dat mij
zorgen baart.’’

Op de tegenwerping dat er heel wat
wordt gescout en gestimuleerd, maar dat er lang niet altijd kwaliteit
wordt gevonden, stelt hij dat er ook best veel amateurvoorstellingen
zullen zijn ,,die vooral veel transpiratie, maar weinig inspiratie
hebben gekost’’, maar ,,dat doet er niets aan af dat de bestaande
instellingen zich actiever moeten opstellen. Ik heb vorig jaar een
half miljoen extra beschikbaar gesteld aan het Fonds voor de
Amateurkunst. Met daarbij het dringende verzoek om niet achterover te
gaan leunen en te wachten wat er aan aanvragen binnenkomt, maar om
ook actief te gaan zoeken naar initiatieven die de moeite waard
zijn.’’

In feite, zo nuanceert Van der Ploeg
zijn eerdere uitspraak over het festival, is het ook niet aan de
festivals om te gaan scouten: ,,Jullie zitten dan al te ver achterin
het proces. Het gaat er inderdaad veel meer om dat de regionale
steunpunten actiever worden. Maar er ligt ook een belangrijke taak
voor de professionele theatergezelschappen.’’

Erg positief is hij in dat verband over
de jongerenvoorstelling ‘Bad Angel (Sonnet 144)’ die door
Toneelgroep Amsterdam werd uitgebracht: ,, Dat was een
jongerenvoorstelling, dus eigenlijk ook amateur, maar dan wel met een
professionele organisatie erachter. Die voorstelling was echt
fantastisch en kon zeker de toets doorstaan met de
sonettenvoorstelling Dark Lady die Gerardjan Rijnders zelf maakte.’’

Dat de voorstelling was genomineerd
voor dit festival, maar om logistieke redenen niet kon worden
hernomen, vindt hij dan ook jammer. ,,Toneelgroep Amsterdam mag er
trots op zijn dat ze dat bereikt hebben. En als ze zouden spelen op
het Landelijk Festival bereik je precies dat wat ik belangrijk vind:
kruisbestuiving tussen amateurs en professionals. Dat is de Twilight
Zone, het schemergebied waarin de basis wordt gelegd voor een
democratisering van de cultuur.’’

Juist grote theatergezelschappen als
Toneelgroep Amsterdam of het Ro Theater hebben een taak om meer
jongeren en allochtonen actief bij de kunst te betrekken. ,,Het
RO-Theater moet eens in Spangen en Feijenoord gaan kijken: wat zit
daar voor talent? En als je die talenten dan in producties zet samen
met professionele acteurs, dan kun je die kwaliteit zo vijf, zes
lagen omhoog tillen. Peter Sellars, de beroemde operaregisseur uit
Los Angeles, ging ook een half jaar in zo’n oude wijk tussen de
Mexicanen zitten. Dat kost tijd, maar je komt er wel een stap verder
mee. Als de grote clubs zich ermee gaan bemoeien, is hiet voor de
selectiecommissie van het festival uiteindelijk relatief eenvoudig om
een cultureel diverser aanbod te tonen.’’

Is Van der Ploeg niet bang dat bij al
die aandacht voor jongeren en allochtonen de traditionele amateur
zich misschien wat onderbelicht voelt? Op dit festival gingen
tenslotte al regelmatig jongeren met de hoofdprijs naar huis. ,,Ik
kan wel meer groepen bedenken die een streepje voor hebben, maar dat
hoeft niet erg te zijn, toch? Ik zie het eerder als een stimulans.
Net als amateurs en professionals elkaar kunnen vinden in de Twilight
Zone van het betere amateurtheater, zo kunnen oudere en jongere
amateurs elkaar ook opzoeken. Meer samenwerken, geen scherpe grenzen
meer afbakenen. Echt. Die Twilight Zone is het interessantste gebied
van de kunsten.’’

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.

, ,