Stand van zaken: Volgens de selecteurs van het NCA ontberen lokaal “beroemde” voorstellingen vaak de basiskwaliteit die van een Circuit-voorstelling mag worden geëist.


De stand van zaken

Het ambitieuze amateurtheater

Na vijf seizoenen NCA Amateur Theater Circuit kan een eerste balans worden opgemaakt.

De amateurtheatermakers die volgens Circuit-normen “ambitieus” genoemd kunnen worden zijn vooral te vinden in de grote steden. Daarbij is er een opvallend groot aantal “traditionele verenigingen”.

Over het algemeen zijn dit groepen die lokaal al een zekere naam hebben opgebouwd. Die naam is deels ontleend aan de kwaliteit van de spelers, deels aan de bijzonderheid van de stukken en het repertoire dat wordt gekozen: de “moeilijker” stukken uit het serieuze, psychologisch-realistische wereldrepertoire.

Basiskwaliteit

Plaatselijke erkenning leidt maar zelden tot Circuit-selectie. Volgens de selecteurs van het NCA ontberen lokaal “beroemde” voorstellingen vaak de basiskwaliteit die van een Circuit-voorstelling mag worden geëist. Die basiskwaliteit heeft alles te maken met de invulling die wordt gegeven aan de ambitie: veel stukken lijken te hoog gegrepen voor de amateurspelers en -regisseurs. Ambitie verandert daardoor in pretentie.

Lokaal mag zo’n gezelschap misschien nog wel waardering vinden bij pers en regionale instanties, maar dat lijkt meer te gaan over respect voor de moeilijke stukken waarmee het gezelschap “kunst” maakt, dan over de werkelijke, publieksaantrekkelijke kwaliteiten. In de ogen van de Circuit-selecteurs zou zo’n productie ogenblikkelijk door de mand vallen buiten het eigen publiek dat de makers kent.

Een Circuit-waardige voorstelling komt voort uit een speciale chemische reactie, een bijzondere combinatie van spelers, stuk en regie. Het NCA streeft ernaar voorstellingen te tonen, waarin de amateurspelers hun eigenzinnigheid aanwenden om hùn soort theater te maken: theater dat aansluit bij hun eigen belevingswereld en technische vaardigheden. Vervolgens moeten ze erin slagen om hun ideeën overtuigend over te brengen op een publiek dat hun specifieke omstandigheden niet kent. De thematiek moet daarom minimaal een zekere universaliteit bevatten.

Continuïteit

De selectie is streng: ook makers die eerder wel met hun voorstelling in het Circuit terechtkwamen zijn niet verzekerd van een gunstige beoordeling bij een volgende aanmelding. In het Circuit-aanbod treedt daarom een sterke versnippering op. Herkenbaarheid kan daardoor niet ontleend worden aan bepaalde “namen” of stijlen, maar moet komen van een eigen identiteit van het Circuit als zodanig:  het kader waarin de voorstellingen gebracht worden levert herkenning op, en blijkt ook publiek te kunnen binden.

Nabesprekingen, gericht op uitwisseling van informatie, vormen daarom een essentieel onderdeel van het Circuit. Deze nabesprekingen blijken ook de makers goed te bevallen. Ze krijgen de mogelijkheid hun voorstellingen technisch en inhoudelijk toe te lichten, en die kans krijgen ze niet bij een voorstelling zonder nabespreking. Dan moeten ze maar raden of het publiek hun voorstelling heeft gewaardeerd en begrepen.

De 67 toevalstreffers die in het Circuit een grotere of kleinere tournee hebben gehad, hebben voor de betrokken makers allemaal positieve ervaringen opgeleverd. Het spelen van een tournee was een spannende ervaring, ondanks dat er soms maar voor 6 toeschouwers werd gespeeld. De begeleiding vanuit het NCA werd ook als zeer goed ervaren. Ondanks de klachten die sommige makers en gezelschappen hebben over de manier waarop het NCA met de selectie omgaat, is er niets dan lof over de afhandeling van de tournees en — zeker in het laatste seizoen — de ontvangst in de theaters.

Professionele amateurs

Vrijwel altijd leidde selectie voor het Circuit ook tot eigen boekingen buiten het Circuit om.  Een aantal gezelschappen meldt een tournee-omvang van tussen de 10 en 20 voorstellingen. Het sterkste voorbeeld daarvan is “Het Witte Vuur”. Dankzij de twee voorstellingen die tot nu toe op tournee zijn gegaan, heeft het gezelschap een grote naam opgebouwd. Die heeft in 1995 geleid tot een opname in het “bulkaanbod” van het Theater Netwerk Nederland: het begin van een professionele status.

Deze professionele ambitie is minder sterk in de rest van het Circuit dan zou kunnen worden verwacht, zowel bij de aanmeldingen als in de selectie. Het blijkt, kortom, dat ook “echte” amateurs graag met hun voorstellingen op tournee gaan, zonder dat ze daar de consequentie aan verbinden om er hun baan voor op te geven. Hetty van der Lijn van het GMT verwoordt dat als volgt:

  • “Al zou ik de kans 

    krijgen om bij een professioneel gezelschap te spelen, 

    dan nog zou ik er ernstig over twijfelen. In het 

    amateurtheater kan ik nu Martha spelen in “Who’s 

    afraid of Virginia Woolf”. In een professioneel 

    gezelschap zou ik die kans niet hebben, en zou ik 

    bovendien stukken moeten spelen waar ik niets mee heb. Laat mij maar amateur blijven. Dat is veel leuker.”

  • Het Circuit heeft in vijf seizoenen een eigen positie in het theateraanbod verworven. De bekendheid binnen het amateurtheater is goed en langzaam maar zeker begint het, dankzij een strengere selectie van de deelnemende theaters, een vast publiek te krijgen van geïnteresseerde collega-amateurs en buitenstaanders. Vooral een goed verzorgd randprogramma blijkt daaraan bij te dragen.

    Kennis van het amateurtheater

    Dankzij de aanmeldingen voor het Circuit heeft het NCA in principe de beschikking over een schat aan informatie over wat er leeft binnen het ambitieuzere deel van het amateurtheater.

    Vernieuwing” in de betekenis die daar in de jaren zeventig en tachtig aan werd gegeven, ontbreekt vrijwel volledig in het amateurtheater. Verregaande experimenten lijken ook wezensvreemd aan deze kunstvorm, die sterk afhankelijk is van de inzet van vrijwilligers en de hoeveelheid publiek die wordt bereikt.

    Desondanks is er nog een (te) grote groep, vaak jonge, ambitieuze amateurs die keer op keer “het wiel meent te moeten uitvinden“. Dat dergelijke voorstellingen zelden of nooit een vernieuwing opleveren, of anderszins een interessante visie op dat “wiel” bieden, spreekt eigenlijk vanzelf.

    Ad hoc-initiatieven hebben een minder groot ad hoc-karakter dan vermoed: meestal zijn het door een theater of een CKV georganiseerde producties, al of niet als resultaat van een spel- of regiecursus. Incidentele producties, die volledig losstaan van dergelijke organisaties, komen nauwelijks voor in het aanbod. Dat is ook niet vreemd: een vaste groep spelers, of een omvangrijk bestand aan mogelijke spelers, biedt ambitieuze makers meer kans op goede resultaten, dan het iedere keer vanaf nul starten.

    Andere theaterdisciplines dan toneel worden nauwelijks aangemeld. Vooral mime en bewegingstheater, maar ook poppenspel en cabaret vormen een dermate kleine minderheid van het aanbod, dat kennis daarvan met het Circuit (nog) niet te verkrijgen is. Muziektheater in de vorm van opera, operette en musical (de traditionele vormen) wordt eveneens nauwelijks aangemeld. De “nieuwere vormen” van muziektheater, waarbij de nadruk ligt op toneel, maar het aandeel van (live-)muziek groot is, komen daarentegen vrij veel voor. Het grote succes van groepen als “Orkater” in het professionele theater zal daar voor een deel de reden voor zijn.

    De belangrijkste ontwikkeling in het amateurtheater speelt zich af bij de traditionele toneelverenigingen. Bij een groeiende groep verenigingen is het streven gericht op kwaliteitsverbetering en “artistieke relevantie”. Deze wordt vooral gezocht in veeleisend repertoire, waarmee het gezelschap zich lokaal kan profileren tegenover de andere verenigingen. Om deze reden worden regisseurs aangezocht, waarvan wordt verondersteld dat zij de prestaties van de spelers op een hoger plan kunnen trekken. Voor een groot deel zijn deze regisseurs afkomstig van DDV-opleidingen, maar steeds vaker zijn het ook “leken” die één van de regionaal en landelijk georganiseerde kadertrainingen hebben gevolgd.

    Knelpunten ontstaan vooral als het gaat om de vaardigheden van de regisseurs. In hun streven naar kwaliteitsverbetering en relevantie wordt het doel nogal eens voorbij geschoten. De artistieke ambitie sluit niet aan op de belevingswereld en vaardigheden van de spelers. Het resultaat is pretentieus amateurtheater. Op het gebied van regie- en repertoire-advies ligt er een duidelijke markt voor het NCA. Een sterkere promotie van de eigen (tussen)kader-trainingen zal bijvoorbeeld zeker vruchten kunnen afwerpen: vooral de regisseurs die dergelijke trainingen hebben gevolgd, blijken goede voorstellingen af te kunnen leveren, die aansluiten op de belevingswereld en de specifieke eisen van het amateurtheater.

    Het beleidsinstrument

    Met de door het Circuit beschikbare kennis van het amateurtheater gebeurt op dit moment echter nagenoeg niets. Ondanks alle aankondigingen in de jaarverslagen, dat het Circuit een nuttig beleidsinstrument is voor het NCA, is er door de afdeling Evenementen wel mogelijk beleid geformuleerd, maar is daar door het NCA zelf nog niets mee gedaan.

    Dit zal grotendeels het gevolg zijn van de constante staat van reorganisatie, waarin het NCA zich sinds 1992 bevindt. Door de verbreding van de taak van het NCA naar andere disciplines moesten in korte tijd nieuwe afdelingen worden opgericht, nieuwe mensen worden aangesteld en nieuw beleid worden geformuleerd, geëvalueerd, bijgesteld, enzovoort. Het Circuit is daardoor lange tijd “aan haar lot overgelaten”. In verhouding tot de andere afdelingen van het NCA waren er nauwelijks noemenswaardige problemen, het draaide redelijk goed, en het was tenminste een van de zaken waarmee het NCA zich naar het publiek kon profileren. Het is mogelijk dat dit veroorzaakt is door een ‘strijd van culturen’ binnen de organisatie: “poppenspel-mensen” hebben nu eenmaal andere opvattingen dan “muziektheater-mensen”.

    Daarnaast is er een overwegend aandeel van toneel in het Circuit. De andere disciplines komen niet of nauwelijks aan bod. Dat zal de interesse van de andere discipline-consulenten niet doen toenemen. Daardoor is het “scouten” van interessante voorstellingen uit andere disciplines nauwelijks van de grond gekomen. Hiermee ontstaat een vicieuze cirkel die het toepassen van het Circuit als beleidsinstrument voor het hele NCA nog verder in de weg staat.

    De werkdruk

    De organisatie van het NCA Amateur Theater Circuit valt onder de “afdeling  Evenementen”. Behalve het Circuit organiseert deze afdeling ook het Landelijk Festival Amateurtheater. Andere landelijke evenementen, die gebonden zijn aan de verschillende disciplines (muziektheater, mime en poppenspel), worden door deze afdeling eveneens ondersteund.

    De afdeling Evenementen bestaat uit Marie-Noël de Boer (32 uur) en Diane Nijweide (20 uur). In de afgelopen jaren is het grootste deel van de praktische werkzaamheden echter uitgevoerd door Marie-Noël de Boer.

    Het werk voor het Circuit bestaat grofweg uit de volgende taken:

    • Inroostering voorstellingsopties: in overleg met de Circuit-theaters worden de data vastgesteld waarop de theaters hun programmering vrij houden voor een Circuitvoorstelling. Het streven is één voorstelling per maand, per Circuit-theater, acht seizoensmaanden lang (oktober – mei).
    • Verwerking van het aanbod: alle producties die worden aangemeld moeten vooraf worden verwerkt: regieconcepten lezen, verduidelijkingen vragen etc.
    • Planning van de bezoeken: in overleg met de gezelschappen en de selecteurs worden afspraken gemaakt om de aangemelde voorstellingen te bezoeken. Elke voorstelling moet worden bezocht door minstens twee selecteurs, en de agenda’s van die selecteurs zijn lang niet altijd gelijk te zetten. Dit leidt ertoe, dat de coördinator zelf een groot aantal bezoeken aflegt. Deze situatie is sinds het aanstellen van een grotere selectiecommissie wel verbeterd. Voor de reorganisatie van 1994 was het team dat voorstellingen bezocht zeer klein: slechts vijf medewerkers bezochten regelmatig voorstellingen, terwijl een aantal anderen incidenteel bezoeken aflegde. Sinds 1994 zijn 10 selecteurs aan het werk, en komt de druk van het bezoeken van voorstellingen op meer schouders te rusten.
    • Het bezoeken van voorstellingen: van de gemiddeld tien voorstellingen per maand die zich aanmelden, bezoekt de Circuit-coördinator er gemiddeld vijf à zes. De voorstellingen vinden voor een deel dicht bij huis (Amsterdam) plaats, maar regelmatig wordt er ook naar Groningen, Breda of bijvoorbeeld Venlo gereden: twee uur heen, twee uur voorstelling, twee uur terug, twee uur rapport schrijven.
    • Rapportage en selectie: na de bezoeken wordt er eens per maand een vergadering georganiseerd met alle selecteurs, waarin de rapporten worden besproken en de uiteindelijke selectie wordt vastgesteld.
    • Afhandeling selectie: afgewezen groepen worden eerst telefonisch, en later met een uitvoerig schriftelijk rapport op de hoogte gesteld. Geselecteerde groepen worden direct verwittigd, waarna de planning begint.
    • Planning Tournees: met de groepen worden afspraken gemaakt over speeldata. De roosters van de theaters moeten aansluiten op de agenda van de gezelschappen. Zeker bij amateurs levert dit grote problemen op: spelers kunnen niet, willen niet, of worden ziek. Ontstane gaten in de theaterprogramma’s moeten worden opgevuld, alternatieve speeldata gevonden, etc. Regelen contracten: de gehele administratieve afhandeling van uitkoop, reis e.d. wordt gedaan door de Circuit-coördinator.
    • Publiciteit: maandelijks wordt een folder en affiche met alle Circuit-voorstellingen aan de betrokken theaters opgestuurd, persberichten worden opgesteld en verstuurd, communicatie tussen theater en groep wordt gestroomlijnd: zijn de foto’s op tijd, is de zaak technisch doorgesproken, etc.
    • Contacten met theaters, assisteren en adviseren voor het randprogramma en het bezoeken van Circuit-voorstellingen.
    • Het initiëren van nieuw beleid: door de staat van reorganisatie waarin het NCA verkeert, valt het doen van voorzetten voor nieuw beleid, en ook het schrijven van subsidieaanvragen en beleidsplannen onder de taken van de coördinator.
    • De weergegeven taken vormen het minimum. Het zijn de basisvoorwaarden voor een goed lopend Circuit.

    De omvang van dat Circuit wordt echter mede bepaald door de werkdruk die de organisatie ervan met zich meebrengt. In het hoofdstuk over de theaters werd al aangegeven, dat in de jaar- en beleidsstukken van het Circuit hierover nauwelijks wordt gesproken. Gedeeltelijk zal dit komen door de beperkte middelen die het NCA ter beschikking staan: ook al zou je roepen dat er meer mankracht op het Circuit moet worden gezet, dan nog is daar geen geld voor. Het Circuit heeft daarom tot nu toe kunnen draaien dankzij de grote — vaak belangeloze — inzet van de betrokken medewerkers. De plannen voor de toekomst zullen daar rekening mee moeten houden.

    De financiën

    Naar aanleiding van de in de vorige paragraaf geschetste werkdruk-aspecten wordt het interessant om de financiële kant van het circuit nader te onderzoeken. Het is daarbij vooral belangrijk om te zien hoe het geld wordt uitgegeven, en of er ruimte in de begroting is voor uitbreiding of herverdeling van de beschikbare middelen.

    Financieel overzicht Circuit april 1992 – december 1995

    De in het overzicht van tabel 8 opgenomen jaarcijfers zijn ontleend aan de jaarverslagen van het NCA en bestrijken de kalenderjaren 1992-1995. Dit betekent, dat uitsluitend de volledige seizoenscijfers van seizoen 1992-1993, 1993-1994 en 1994-1995 in deze periode vallen.

    De cijfers van 1992 moeten met enige omzichtigheid worden benaderd. In dat seizoen is de subsidie namelijk pas aangevraagd vanaf april van dat jaar. Tot dan toe werd het circuit volledig betaald uit de reserves van het NCA. De hoge selecteurskosten van 1993 zijn voor het grootste deel een gevolg van de ziekte van Circuit-coördinator Marie-Noël de Boer. Gedurende die periode is Kaja Pohlmann in eerste instantie als free-lancer aangesteld en zijn haar loonkosten verrekend onder de post “selecteurs”. Bovendien is in dat jaar ook Peter van de Gruiter aangesteld geweest, wiens loonkosten tevens onder selecteurskosten werden geboekt.

    LASTEN 1992 1993 1994 1995
    Coördinator 51864 38% 55270 37% 71975 41% 70772 40%
    Selecteurs 3815 3% 15096 10% 6808 4% 9225 5%
    Reiskosten 13647 10% 13829 9% 18938 11% 21249 12%
    Uitkopen 39480 29% 24626 16% 40735 23% 44846 25%
    Publiciteit 22570 17% 30373 20% 31128 18% 23676 13%
    Overigen 1234 1% 3556 2% 2057 1% 4581 3%
    Alg. bedrijfskosten 4088 3% 6615 4% 5880 3% 4407 2%
    TOTAAL 136698 149365 177521 178756
    (ex. Coörd.) 84834 94095 105546 107984
    BATEN
    Recette 21380 16% 15184 10% 14775 14% 17984 17%
    Subsidie 99602 73% 134181 90% 90771 86% 90000 83%
    Reserve 15716 11%
    TOTAAL 136698 149365 105546 107984

    Het salaris voor Circuit-coördinator Marie-Noël de Boer heeft gedurende het eerste boekjaar volledig op de rekening van het Circuit gestaan: zij werd uit de projectsubsidie betaald. Vanaf 1993 valt haar salaris onder de reguliere middelen van het NCA. Bovendien is haar contract veranderd van een 20-uurs aanstelling in 1992 en 1993 in een 32-uurs aanstelling in 1994 en 1995. Voor het overige valt op, dat de trend in de selecteursvergoedingen en uitkopen stijgend is.

    Het eerstgenoemde is vooral te danken aan de toename van het aantal externe selecteurs en de verhoging van de minimale onkostenvergoeding van 50 naar 75 gulden. In 1993 is bovendien het gemiddelde uitkoop-bedrag veranderd. Tot die tijd werden alleen de werkelijk gemaakte kosten vergoed. Sinds het seizoen 1993-1994 worden echter vaste normbedragen uitbetaald, afhankelijk van groepsgrootte, af te leggen afstand en te verwachten sejourskosten. Tot slot zij opgemerkt, dat voor het relatief geringe subsidiebedrag flink wat werk wordt verzet, waarbij bovendien de landelijk in het professionele theater nagestreefde “15%-norm” voor de recette-inkomsten in vrijwel alle jaren wordt gehaald.

    Mogelijke ontwikkelingen

    1992 1993 1994 1995 gemiddeld streven
    coördinatie 51.864 55.270 71.975 70.772 62.470 100.000
    selecteurs 3.815 15.096 6.808 9.225 8.736 10.000
    reiskosten 13.647 13.829 18.938 21.249 16.916 20.000
    overige kosten 1.234 3.556 2.057 4.581 2.857 2.250
    algemene bedrijskosten 4.088 6.615 5.880 4.407 5.248 7.500
    publiciteit 22.570 30.373 31.128 23.676 26.937 40.000
    Totaal uitkopen 39.480 24.626 40.735 44.846 37.422 72.000
    TOTALE KOSTEN 136.698 149.365 177.521 178.756 160.585 251.750
    Totale subsidie 99.602 134.181 90.771 90.000 104.984 100.000
    Totaal recette 21.380 15.184 14.775 17.984 15.981 50.000
    Feitelijke bijdr. NCA 15.716 0 71.975 70.772 39.620 101.750
    Circuitvoorstellingen 81 72 57 50 60 80
    Toeschouwers 1936 1621 1793 1971 1830 4000
    toesch/vrst 24 23 31 39 29 50
    Tot.kost./vrst 1.687,63 2.074,51 3.114,40 3.575,12 2.612,92 3.146,88
    Tot.subs./vrst 1.229,65 1.863,63 1.592,47 1.800,00 1.621,44 1.250,00
    Tot.kost-/toesch. 70,61 92,14 99,01 90,69 88,11 62,94
    Tot.subs.-/toesch. 51,45 82,78 50,63 45,66 57,63 25,00
    gem. Uitkoop 487,41 342,03 714,65 896,92 610,25 900,00
    gem. Recette 263,95 210,89 259,21 359,68 273,43 625,00
    gem. Kaartje 11,04 9,37 8,24 9,12 9,44 12,50

    Op basis van de jaarcijfers kunnen voor de periode 1992 – 1995 de kosten worden omgeslagen naar de verschillende activiteiten die in het kader van het Circuit zijn uitgevoerd. Hierbij gaat het om een zeer globale berekening, waarbij de totale kosten worden gemiddeld over het aantal Circuitvoorstellingen, het aantal toeschouwers, enzovoort. De waarden die van deze middeling het resultaat zijn, zijn weergegeven in tabel 9. In de laatste kolom van deze tabel zijn streefwaardes opgenomen. Deze zijn gebaseerd op een zeer globaal idee over mogelijke toekomstige ontwikkelingen. In het kort worden hierna de verschillende posten behandeld.

    Coördinatie

    In de eerste gegevensrij is het jaarsalaris van Marie-Noël de Boer opgenomen, die sinds 1994 voor 32 uur bij het Circuit is aangesteld, nadat zij de eerste twee jaren voor 20 uur per week werd betaald. In 1994 werd zij bovendien voor het eerst uit de reguliere middelen van het NCA betaald, waardoor haar salaris niet meer op de begroting van het Circuit drukte. De streefwaarde van 100.000 gulden voor de coördinatie lijkt misschien veel, maar gezien de in het verslag opgenomen taakomschrijving ben ik uitgegaan van een structureel ingevulde taak van 1,5 Full-time eenheden, en die ligt bij benadering rond de ton.

    Selecteurs

    De selecteursvergoedingen zijn met ingang van het seizoen 1994-1995 verhoogd van minimaal fl 50,00 naar minimaal fl75,00 per selecteur, per bezoek. Per voorstelling komen twee selecteurs op bezoek, waarbij echter zoveel mogelijk de tweede selecteur een interne kracht is van het NCA, zodat daar geen aparte vergoeding voor wordt betaald. De streefwaarde van 10.000 gulden is gebaseerd op de verwachting, dat bij een lichte toename van het aantal externe selecteurs het aantal NCA-bezoeken iets zal afnemen.

    Reiskosten

    De stijging van de reiskosten is verhoudingsgewijs minder groot dan die van de selecteursvergoedingen, omdat met de toename van het aantal selecteurs ook gezocht zou moeten worden naar een betere spreiding van de selecteurs, zodat zij per bezoek minder reiskosten hoeven te maken.

    Overige kosten

    Onder deze post vallen auteursrechtvergoedingen en andere bijkomende kosten. Deze post zal over het algemeen gelijk blijven.

    Kantoorkosten

    een stijging naar 7500 gulden voor zaken als telefoonkosten, inkt- en tonercardridges en hardware ligt voor de hand.

    Publiciteit

    Het deel van de totale uitgaven dat besteed wordt aan publiciteit is voor een landelijk opererend circuit altijd aan de lage kant geweest. Een stijging van deze kosten naar 40.000 gulden voorziet in een op dit moment nog bestaande lacune in de publieksvoorlichting.

    Uitkopen

    Sinds 1994 worden vaste minimum-uitkopen aan de gezelschappen betaald, waarbij uitgegaan wordt van een gemiddeld bedrag van fl 750,00. Een verhoging van dit bedrag naar fl  900,00 kan worden gezien als inflatiecorrectie. Het totaalbedrag in de streefwaarde-kolom is gebaseerd op een toekomstverwachting van 90 te realiseren Circuitvoorstellingen per jaar.

    Totale kosten

    De stijging van de totale kosten heeft in de afgelopen jaren vooral gelegen in salarissen en uitkopen. De streefwaardes komen uit op een stijging met bijna 80.000 gulden ten opzicht van 1994, maar daar staan ook nieuwe inkomsten tegenover.

    >Recette en subsidie

    In de volgende subparagrafen worden deze nader verantwoord.

    >Circuitvoorstellingen

    Het aantal ciruitvoorstellingen is in de vermelde jaren gedaald. Voor het grootste deel heeft die daling (m.n. in 1994) te maken met de verkleining van het aantal deelnemende theaters. De streefwaarde van 80 circuitvoorstellingen ontstaat wanneer uitgegaan wordt van 10 circuittheaters, die 8 maanden lang elke maand een voorstelling programmeren. Dit zal uitsluitend kunnen wanneer voldoende mankracht voor de organisatie aanwezig is.

    >Toeschouwers totaal en toeschouwers per voorstelling

    Het totaal van 4000 toeschouwers lijkt veel, en is gebaseerd op de reële verwachting, dat een gemiddeld aantal van 50 bezoekers per voorstelling zeker haalbaar is. Voorwaarde is dan wel dat de inspanningen op publicitair gebied vergroot worden en dat het randgebeuren in alle theaters wordt versterkt. De constante stijging van zowel de gemiddelde als de absolute bezoekersaantallen in de afgelopen seizoenen bevestigt deze verwachting.

    >Gemiddelden

    Het laatste deel van de tabel is gevuld met gemiddelde waardes. Opvallende kenmerken daarvan zijn naar verhouding lage subsidiebedragen per voorstelling en per toeschouwer. De laatstgenoemde waardes komen overeen met de cijfers die daarvoor gelden in het professionele gesubsidieerde theater (wanneer alleen wordt gekeken naar de gezelschapssubsidies) en worden helemaal aantrekkelijk wanneer de in de streefkolom genoemde waardes worden gehaald.

    Prijs van het kaartje

    prijs voor een toegangskaartje voor een circuitvoorstelling heeft doorgaans tussen de 10 en 12,50 gulden geschommeld. De uit de jaarcijfers gedestilleerde prijs is in de vermelde jaren gedaald van 11 naar 9 gulden. Deze daling zal wellicht te maken hebben met verschillen in administratie van de bezoekcijfers en recette-staten (borderellen): het ene jaar zullen vrijkaartjes en reductie-plaatsen anders meetellen dan het andere jaar. In de streefwaardes ga ik uit van een gemiddelde prijs van fl 12,50. Dit houdt in, dat een standaard-kaartje voor een Circuitvoorstelling wordt geprijsd op fl15,00 en het recuctietarief op fl 10,00 wordt gesteld. Voor die prijs krijgen de toeschouwers dan niet alleen een theatervoorstelling, maar ook een gedegen nabespreking en goede begeleiding. De overweging die ik daarbij hanteer is, dat fl 15,00 misschien wel aan de hoge kant is voor amateurvoorstellingen, maar dat er toch ook zeker kwaliteit wordt geboden. Een te lage prijs zal het publiek dan juist kunnen afschrikken: “het is zo goedkoop, dat kan niet goed zijn…”

    Conclusie

    Een extra investering in het Circuit zal (op termijn) zeker zijn vruchten kunnen afwerpen. Meer inspanningen op het gebied van vooral personeel en publiciteit zullen een beter “produkt” opleveren waar uiteindelijk ook meer publiek op zal afkomen. Op deze manier zal de prijs per voorstelling en de prijs per toeschouwer zodanig dalen, dat een optimaal rendement wordt verkregen uit de verstrekte subsidiebedragen.

    Blij mee? Doe me een donatie!
    Become a patron at Patreon!

    Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.