Aanmeldingen: Bij het zoeken naar voorstellingen gaat het NCA grotendeels uit van groepen die zichzelf aanmelden: de amateurs die met hun voorstelling willen reizen.


De aanmeldingen

Inleiding

Bij het zoeken naar voorstellingen gaat het NCA grotendeels uit van groepen die zichzelf aanmelden: de amateurs die met hun voorstelling willen reizen. Zij weten dat het Circuit bestaat en welke selectiecriteria ervoor worden gehanteerd.

Tot aan juni 1996 zijn 486 voorstellingen aangemeld, gemiddeld 97 per seizoen. Het aantal verschillende groepen dat zich aanmeldde bedraagt 308. Dit is 15% van het ledenbestand van de Vereniging NCA, dat ruim 2000 gezelschappen en individuele makers telt. Het overgrote deel van de amateurgezelschappen lijkt dus niet ambitieus, in de betekenis die daar met het Circuit aan wordt gegeven: de voorstellingen worden gespeeld voor eigen publiek en er is weinig behoefte om buiten de eigen regio op tournee te gaan.

Vaak wordt in dat verband schamper gesproken over “Het Heideroosje”, een vereniging uit bijvoorbeeld Appelscha. Zij spelen de jaarlijkse klucht in het dorpshuis, waar ieder jaar weer de postbode als “Dikke Directeur” voor de nodige hilariteit zorgt. Hun doel is vooral om met leuke stukken alle contributie betalende leden ook in hun producties aan het werk te zetten. Inhoudelijke overwegingen spelen bij de repertoirekeuze nauwelijks een rol. Zij kiezen hun stukken, door bij de bibliotheek van het NCA het aantal deelnemende dames en heren op te geven, en als genre blijspel of klucht.

Dit is een ernstig vooroordeel: niet alle 1700 niet-aangemelde leden van de Vereniging NCA zijn veredelde carnavalsverenigingen. Er is een onbekende hoeveelheid ambitieuze amateurgezelschappen, die wel degelijk hoge eisen stellen aan hun producties. Lang niet al die gezelschappen melden zich aan. Zij hebben geen behoefte aan reizen, of kunnen dat niet aan, vanwege de omvang van hun producties of tijdgebrek van de spelers. Het is bovendien de vraag, of alle ambitieuze amateurs die in het Circuit zouden kunnen spelen, ook werkelijk van het bestaan ervan op de hoogte zijn.

Uit de gegevens van aanmelding en selectie blijkt, dat een aantal factoren bepalend is voor het al dan niet aanmelden van ambitieuze amateurs. De niet-aanmelders kunnen dus niet zomaar gerekend worden tot de niet-ambitieuze gezelligheidsverenigingen, wat vaak de heersende opvatting is over amateurgezelschappen.

Repertoire

Een ambitieuze theatergroep houdt zich kennelijk niet bezig met de jaarlijkse klucht in het dorpshuis. Deze producties zijn meestal sterk gebonden aan lokale omstandigheden, en gemaakt voor het plezier van spelers en publiek, dat er vooral uit bestaat om elkaar op het toneel te zien. De groepen die zich aanmelden voor het Circuit kiezen in ieder geval niet voor dat soort theater. Wel staat bij hen nog altijd het plezier voorop (ze betalen tenslotte meestal contributie om theater te mogen maken), maar dat plezier wordt meer ontleend aan de bijzondere rollen en voorstellingen die ze spelen.

Over het algemeen kiezen deze makers voor het serieuzere wereldrepertoire van toneelstukken: andere disciplines, zoals muziektheater (opera/operette), mime en bewegingstheater, komen nauwelijks voor, evenmin als komedies, blijspelen en kluchten.

Daarnaast gaat het meestal om de wat groter bezette stukken die behoren tot het psychologisch-realistische repertoire: absurdistisch en avant-garde-repertoire (Beckett, Handke en Müller bijvoorbeeld) wordt bijna niet gespeeld. De populairste schrijvers zijn Pinter, Shakespeare en Claus, terwijl het stuk Vuur in de Sneeuw van Shepard in totaal zes keer is aangemeld: een absolute hit bij de ambitieuze amateurs.

Al met al levert dit het beeld op van vrij groot conservatisme, waarbij het professionele, gesubsidieerde theater gevolgd wordt, voor zover het de grotere repertoiregezelschappen betreft.

Dat beeld is niet verrassend. Amateurs maken theater voor hun plezier, en doen dat naast hun gewone, dagelijkse werkzaamheden. Plezier zit deels in het ontdekken van nieuwe vormen en rollen, maar voor het grootste deel gewoon in het op een podium staan en applaus krijgen van het publiek. Bekende stukken en begrijpelijke rollen bieden de grootste kans op succes en dus plezier.

Het vrijwel ontbreken van mime- en bewegingstheater in het aanbod kan eveneens daaruit worden verklaard: het zijn beide relatief jonge disciplines, die ook in het reguliere, professionele circuit een marginaal onderdeel zijn. Hun onbekendheid maakt ze onbemind: mime en beweging worden nu in verenigingsverband vooral beoefend als onderdeel van de speltraining. Als zelfstandige discipline komen ze nauwelijks voor.

Herkomst

Stad aantal
1 Amsterdam 93
2 Nijmegen 29
3 Utrecht 27
4 Rotterdam 25
5 Tilburg >23
6 Hilversum 17
7 Eindhoven 14
Arnhem 14
8 Groningen 12
Den Haag 12
Wageningen 12
9 Enschede 10
10 Bussum 9

In het overzicht van de landelijke spreiding van de aanmeldingen blijkt dat deze vooral komen uit de grotere steden, en dan vooral uit Amsterdam. Deze stad levert extreem veel aanmeldingen op. Dit komt niet door het grote aantal inwoners. De andere dichtbevolkte steden Rotterdam, Den Haag en Utrecht komen dan wel allemaal in de lijst voor, maar de verschillen zijn enorm. Den Haag, de derde stad van Nederland, staat bijvoorbeeld maar nèt in het overzicht, en leverde maar drie aanmeldingen meer op dan een klein stadje als Bussum. Andere kleine plaatsen als Hilversum en Wageningen zijn ook onverwacht sterk vertegenwoordigd.

De regionale spreiding is verder, met twee Brabantse steden (Tilburg en Eindhoven), twee Gelderse steden (Arnhem en Nijmegen) en Groningen niet optimaal: de grotere steden in Drenthe, Friesland, Limburg, Zeeland, Flevoland en de rest van Noord-Holland komen niet in de top van het aanbod voor. Voor de steden in de top tien geldt een aantal gemeenschappelijke factoren, dat voor het grote aantal aanmeldingen verantwoordelijk blijkt te zijn. In de volgende paragrafen worden deze nader toegelicht.

Bekend met het Circuit

De gewone publiciteit voor het Circuit loopt nu vooral via het NCA-blad Skript. Alle leden van de Vereniging NCA krijgen dat toegestuurd, maar die leden zijn op dit moment vooral rechtspersonen: verenigingen, stichtingen en bibliotheken. Het blad komt dus terecht bij de bestuursleden en kan, in het beste geval, een plaats krijgen op de leestafel van de organisatie. Regisseurs en zelfstandige makers, die geen lid zijn van het NCA en ook niet individueel geabbonneerd zijn op Skript, of verenigingen waarvan het bestuur het blad verder niet leest, zullen daardoor dus niet van het Circuit op de hoogte zijn. Dit zorgt ervoor, dat de bekendheid van het Circuit vooral wordt bepaald door de aanwezigheid van een Circuit-theater of een nauw bij het NCA betrokken regionaal centrum voor Amateurtheater in de buurt. Makers zien voorstellingen van het Circuit, of lezen aankondigingen en recensies van voorstellingen. Daardoor raken zij zelf ook gemotiveerd om voorstellingen aan te melden. Daarbovenop komt dan nog de scouting die door deze instellingen zelf wordt gedaan.

Voorselectie

Hoewel de betrokken Provinciaal Toneel Adviseurs (PTA’s) hun eigen rol daarin zo klein mogelijk willen houden, is het grote aanbod uit steden als Tilburg, Nijmegen en Arnhem mede te danken aan de activiteit van de daar aanwezige instellingen en PTA’s.

Stad aantal selectie score
9 Enschede 10 3 30,0%
8 Den Haag 12 3 25,0%
8 Wageningen 12 3 25,0%
5 Tilburg 23 5 21,7%
7 Arnhem 14 3 21,4%
6 Hilversum 17 3 17,6%
2 Nijmegen 29 5 17,2%
8 Groningen 12 2 16,7%
7 Eindhoven 14 2 14,3%
1 Amsterdam 93 13 14,0%
Bussum 9 1 11,1%
3 Utrecht 27 1 3,7%
4 Rotterdam 25 0 0,0%

Dat is goed te zien in de uiteindelijke score van de steden uit de top tien: hoeveel van het aangemelde werk is uiteindelijk geselecteerd. Amsterdam, in het aanbod nog de grootste stad, staat in deze lijst vrijwel onderaan, boven Utrecht, Bussum en Rotterdam. Laatstgenoemde stad heeft daarbij nog nooit een Circuitwaardige voorstelling opgeleverd. Het valt verder op, dat de steden met een actief Circuit-theater of regionaal centrum goed scoren. Nijmegen, Tilburg, Groningen en Arnhem hebben dan misschien wel minder aanmeldingen dan Amsterdam, maar daarvan is vaak een groter aantal producties Circuit-waardig. Dit komt niet omdat de gemiddelde kwaliteit van de producties in die steden hoger ligt. Kennelijk is er sprake van een zekere voorselectie: ambitieuze groepen melden zich minder snel zomaar aan, terwijl dat in bijvoorbeeld Amsterdam vaker lijkt te gebeuren. Deze gegevens wijzen erop, dat de activiteit van Circuit-theaters van grote invloed is op de aanmeldingen.

Opleiding

Ambitie heeft alles te maken met de wil om te groeien. Één van de mogelijkheden daartoe wordt geboden door opleiding. Niet alleen trekt een opleiding ambitieuze spelers en makers aan, ook worden door die opleidingen ambitieuze makers afgeleverd. In de top tien komen acht steden voor, waar een opleiding is gevestigd, die regisseurs opleidt. In de meeste gevallen gaat het hier om zogenaamde DDV-opleidingen. De studenten aan deze opleidingen lopen vaak hun stage bij een lokaal amateurgezelschap of vormen zelf groepen, waarmee ze voorstellingen uitbrengen.

Behalve de DDV-opleidingen zijn er ook in steeds meer grotere steden theateropleidingen gevestigd voor amateurspelers en -regisseurs. Veel van de regionale centra voor amateurtheater werken sinds enkele jaren mee aan de, mede door het NCA opgezette, driejarige cursus amateurtoneel-regisseur. Ook deze opleidingen zorgen voor een toename van het aantal ambitieuze amateurtheatergezelschappen: met de geleerde vaardigheden willen de amateurspelers en -regisseurs ook aan de slag.

Gelegenheid

Voor deelname aan het Circuit is tijd nodig. Behalve de voorstellingen die hoe dan ook al gepland waren (meestal drie tot vijf in een lokaal theater), moeten de spelers ook in het lopende of het volgende seizoen nog een aantal keren in het land spelen. Dat kost tijd. Niet alleen omdat het stuk opnieuw moet worden gerepeteerd, maar ook omdat er moet worden gereisd naar de Circuit-theaters. Een gezelschap, waarvan alle leden een volle baan hebben of een druk huishouden, is minder goed in staat om te reizen, dan een groep acteurs waarbij het vrij nemen voor een tournee geen geld (vakantiedagen of oppas) kost: in de grotere steden zijn over het algemeen meer mensen met vrije tijd, en dat geldt zeker voor de acht universiteitssteden in de top tien.

Amsterdam theaterstad?

Het grote aantal aanmeldingen uit Amsterdam (93) is grotendeels te verklaren uit de gunstige voorwaarden die deze stad biedt aan mensen die meer met theater willen dan de jaarlijkse klucht. Op alle criteria voor de aanwezigheid van ambitie scoort Amsterdam het best. De grote bevolkingsdichtheid en de plaats die Amsterdam inneemt in het culturele leven van Nederland zijn daar de belangrijkste van.

Daarnaast is Amsterdam ook de vestigingsplaats van het enige professionele theater dat zich specifiek op amateurtheater richt: De Engelenbak. Dit theater is het Mekka van de amateurs, zoals de Stadsschouwburg aan het Leidseplein dat lange tijd is geweest voor de professionals. De organisatoren van het NCA Amateur Theater Circuit hebben bovendien (vooral in de begintijd) sterk geleund op de expertise van De Engelenbak. Omdat dit theater vanouds een eigen programmeringsbeleid voor voorstellingen van buiten Amsterdam heeft, is daar een breed scala van contacten met ambitieuze groepen. Voordat het Circuit bestond was dat immers de enige plek waar amateurmakers op zoek naar landelijke erkenning terechtkonden.

Bovendien is (eveneens vooral in het begin van het Circuit) de spreiding van de selecteurs niet optimaal geweest: pas vanaf 1994 werd nadrukkelijk gestreefd naar een grotere spreiding van de herkomst van de selecteurs, zodat — door gebruik te maken van hun eigen netwerk — het aantal aanmeldingen uit hun regio kon worden vergroot. In de spreidingsgegevens per jaar zijn hiervan al de eerste tekenen te zien.

Een voorkeur voor Amsterdamse groepen in de uiteindelijke Circuit-selectie is dus afwezig. Amsterdam mag dan misschien wel de stad zijn waar het aantal ambitieuze amateurs het grootst is, blijkens de score-gegevens is dat geen garantie voor kwaliteit.

Organisatievorm

Verenigingen

Traditioneel wordt amateurtoneel beoefend in verenigingsverband. De vereniging is een democratische organisatie: de algemene ledenvergadering heeft parlementaire bevoegdheden. Repertoirekeuze en werkwijze zijn volledig afhankelijk van de consensus van de leden.

Mensen gaan bij een amateurvereniging omdat ze willen spelen, en omdat het een zinvolle aanvulling kan zijn op hun sociale leven. Op welk niveau er ook wordt gewerkt, het plezier in het theatermaken staat voorop. Daarom is het aantal deelnemende dames en heren de belangrijkste ingang van de repertoire-advieslijn van de NCA-bibliotheek. Een vereniging heeft allereerst de verplichting om wie wil spelen, en daarvoor contributie betaalt, de kans te geven om te spelen. Inhoudelijke keuzes komen op de tweede plaats. Ambitieuze regisseurs of spelers — of een ambitieus dagelijks bestuur — moeten hun artistieke ambitie altijd ondergeschikt maken aan de cultuur van de vereniging (de algemene ledenvergadering). Als hun plannen te ver af staan van de wensen van de meerderheid van de leden verliezen ze hun mogelijkheid om te werken: de leden betalen tenslotte de contributie waarmee de producties worden gefinancierd.

Stichtingen

Sinds de opkomst van het artistiek ambitieuze amateurtheater (in de loop van de jaren zeventig) wordt er steeds vaker gekozen voor de stichting als rechtsvorm. Een stichting is in principe niet democratisch: het bestuur bepaalt het beleid en “neemt mensen in dienst”. Een regisseur die voor een stichting werkt — en daar meestal ook de oprichter van is — kan per productie spelers zoeken die het best in zijn plannen passen: hij heeft daarin een grote vrijheid, en is niet gebonden aan de instemming van een algemene ledenvergadering.

Ad hoc-producties

De meest moderne vorm van amateurtheater is de ad hoc-productie. Regisseur en spelers komen voor één enkele productie bij elkaar. Dit kan gebeuren op eigen initiatief van de makers (een groep spelers of een regisseur), maar dat komt niet zo vaak voor als men zou verwachten. Veel vaker zijn de ad hoc-producties het initiatief van een Cultureel Centrum of een theater, waarbij het organisatorische kader (een stichting) al aanwezig is. Een deel van de als ad hoc-groep begonnen makers kan echter, na gebleken succes, tot een reguliere “stichting met vaste spelerskern” uitgroeien.

Bijzondere ontwikkeling

Het NCA gaat er in de diverse beleidsstukken van uit dat het ambitieuze amateurtheater vooral in ad hoc stichtingen (productiekernen) is georganiseerd. Dit zou het ambitieuze amateurtheater vluchtig maken. Één van de impliciete doelen van het NCA was, om met het Circuit juist de kleine ad hoc-georganiseerde productiekernen te ondersteunen. Bij deze groepen veronderstelde men de meeste kwaliteit. Het Circuit kon hen uit de anonimiteit halen, en meer bestaansgrond geven.

De aanmeldingen laten echter een ander beeld zien: er is een opvallend groot aantal verenigingen bij (bijna tweederde). Bovendien is een groot deel van de stichtingen eigenlijk een verkapte vereniging omdat er met vaste spelerskernen wordt gewerkt en de “leden” ook een (vrijwillige) contributie betalen. De “vluchtige ad hoc-stichtinkjes“, die voor een enkele productie zijn opgericht, vormen een minderheid in het aanbod.

De vereniging of de stichting met vaste spelerskern biedt de makers (zowel spelers als regisseurs) continuïteit. Ook uit eigen ervaring weet ik, dat dat gunstig is voor zowel de artistieke ambitie als voor het plezier in het theatermaken: de makers leren elkaar beter kennen en er kan continuïteit ontstaan op organisatorisch gebied. Het iedere keer opnieuw vanaf nul starten met een productie, het opnieuw zoeken van spelers en zalen, het zijn allemaal nadelen, die misschien wel veel vrijheid bieden, maar tegelijkertijd veel energie kosten. Die kan vervolgens niet meer aan het belangrijkste doel worden besteed: het met plezier maken van mooie, eigenzinnige en bijzondere voorstellingen.

Het grote aantal aanmeldingen van “traditionele” verenigingen voor het Circuit duidt erop, dat artistieke ambitie steeds meer ingang vindt in het reguliere, traditioneel georganiseerde amateurtheater. Daarbij is het opvallend om te zien, dat die verenigingen, die eerst vooral regisseurs uit de eigen groep kozen (spelers) of vaste verbintenissen aangingen met mensen van buiten het gezelschap, steeds vaker per productie andere regisseurs aantrekken: een ontwikkeling naar het meer ad hoc organiseren van producties.

Ambitieuze groepen

Er is een klein aantal gezelschappen, dat zich vaak met een productie heeft aangemeld. Dit zijn de meest ambitieuze groepen. Binnen het totale aanmeldingsaanbod vormen zij een speciale groep, omdat veel aanmelden automatisch een zekere organisatiegraad en continuïteit vereist. Daarmee worden de ad hoc-stichtingen, die slechts één productie hebben uitgebracht, buiten dit overzicht gehouden. Desondanks is aan deze topgroep van ambitieuze gezelschappen het nodige af te lezen aan hoe er binnen het amateurtheater met ambitie wordt omgegaan.

Stichting Lens Wageningen 11
Toneelgroep Ars Hilversum 10
Parnassos(Opscene) Utrecht 10
GMT Bussum >9
Toetssteen Amsterdam 9
Europa Amsterdam 7
Het Gezelschap 7
Het Witte Vuur Nijmegen 6
Torenspelers Tilburg 6
Soufflee Groningen 5
Dosto Amsterdam 5
De Engelenbak Amsterdam 5
TOTAAL 90

In het overzicht van tabel 3 zijn deze groepen nader gespecificeerd. Deze groepen blijken verantwoordelijk voor bijna éénvijfde van het totale aanbod. Het is duidelijk, dat vooral Amsterdam en het Gooi sterk vertegenwoordigd zijn, maar met de in de voorgaande paragrafen gegeven nuancering is dat niet verwonderlijk.

Organisatievorm

De hiervoor geschetste verdeling naar organisatievorm is goed terug te vinden in de top twaalf. Er zijn zes gezelschappen die werken als vereniging of stichting met vaste spelerskern. Twee groepen zijn kleine, meer ad hoc georganiseerde productiekernen en drie namen zijn verbonden aan stichtingen die een breed opleidingsdoel nastreven. De Engelenbak-producties vormen daarbij een aparte catehgorie. Meestal zijn deze voorstellingen wel bekeken door de selecteurs, maar gaat het in de meeste gevallen om groot opgezette, ‘niet-transporteerbare’ voorstellingen.

Wat betreft hun repertoire vormen de ambitieuze groepen een redelijk getrouwe afspiegeling van het totale aanbod van aanmeldingen: wereldrepertoire met een voorkeur voor psychologisch realisme. Er is wel een aantal uitzonderingen: Het Witte Vuur uit Nijmegen, een klein gezelschap verbonden aan een vaste regisseur, speelde vrijwel uitsluitend stukken van Ionesco, terwijl Toetssteen en Soufflee voornamelijk oorspronkelijk, voor het gezelschap geschreven, repertoire hebben.

Opleidingen en cursussen

Drie organisaties in de top van het aanbod werken als cursus-instelling: Stichting Lens, C.C. Parnassos (voorheen Opscene) en Het Gezelschap. Voorstellingen zijn bij deze groepen òf het resultaat van een cursus (eindpresentatie), òf worden geprogrammeerd met een opleidingsdoel: met de voorstelling kunnen bepaalde leerdoelen worden bereikt. In beide gevallen is de artistieke ambitie ondergeschikt gemaakt aan de educatieve ambitie. Deze instellingen werken met amateurspelers, waarbij minder op kwaliteit, dan op motivatie wordt gelet. In de voorstellingen wordt het experiment niet geschuwd.

Productiekernen en zelfstandige makers

Groepen, waarbij de inbreng van één maker, of groep makers, het belangrijkste is, worden gerekend tot de “zelfstandige makers”: Het Witte Vuur en Soufflee. Er is bij deze groepen sprake van een duidelijke artistieke keuze die òf over de inhoud gaat (repertoire en bewerkingen), òf over een specifieke werkwijze. Deze gezelschappen lijken wat betreft organisatievorm het meest op het professionele theater, de ambitie ligt er dan ook zeer hoog.

Traditionele verenigingen

Met de ontwikkeling naar steeds grotere artistieke ambitie in het amateurtheater leek de verenigingsvorm steeds meer terrein te verliezen ten opzichte van de autoritaire, niet democratisch opgezette stichtingsvorm, de productiekern. Desondanks komen drie verenigingen (Ars, Dosto en Torenspelers) en drie als vereniging werkende stichtingen (Toetssteen, Goois Miniatuurtheater en Toneelgroep Europa) voor in de top van het artistiek ambitieuze aanbod. Het gaat hier om gezelschappen die meestal ook meer dan 20 jaar bestaan, en dus stammen uit de tijd dat de productiekern nog geen gemeengoed was. De artistieke ambitie wordt in alle gevallen verenigingsbreed ondersteund. Dat is ook noodzakelijk, vanwege de onontkoombaar democratische organisatievorm.

Anders dan bij de opleidingsgebonden instellingen, de productiekernen en zelfstandige makers ligt de ambitie vooral op kwaliteit en ambacht, en in veel mindere mate op avontuur of leereffecten.

Samenvatting

Slechts een klein deel van de minstens tweeduizend amateurgezelschappen en -theatermakers in Nederland meldt zich aan voor deelname aan het NCA Amateur Theater Circuit. Voor het grootste deel zijn de aanmelders te vinden in de grotere steden van Nederland. Er zijn opvallend veel verenigingen bij.

Hoewel het aanbod uit Amsterdam en omgeving onevenredig groot lijkt, is dit vooral te danken aan een gunstige combinatie van factoren voor het ontstaan van ambitie bij amateurgezelschappen: de nabijheid van opleidingen, de bevolkingsdichtheid en de aanwezigheid van opleidingen en doorstroommogelijkheden.

De rol die Provinciale Centra voor Amateurtheater spelen is eveneens belangrijk, zoals blijkt uit de gegevens van bijvoorbeeld Arnhem en Tilburg.

Binnen de groep van meest aangemelde gezelschappen is een verdeling te maken naar de wijze waarop de ambitie wordt ingevuld.

De gezelschappen die zich vooral op opleiding van amateurs richten, kiezen stukken en werkwijzen die het avontuur opzoeken: het educatieve doel gaat niet alleen over de verbetering van de spelkwaliteit, maar probeert ook nieuwe gezichtspunten te bieden voor spelers en publiek.

De productiekernen en zelfstandige makers werken meer vanuit een individuele artistieke ambitie, een persoonlijke boodschap. Ook deze groepen proberen in hun repertoire een zekere vernieuwing na te streven en ook hier wordt het avontuur gezocht in zelfgemaakte producties of eigenzinnige bewerkingen.

De verenigingen zijn het meest behoudend. Er wordt kwaliteit nagestreefd in vormgeving en repertoire, maar de echt gewaagde experimenten worden over het algemeen vermeden. Waarschijnlijk komt dit doordat repertoirekeus en doelstelling meer van consensus afhankelijk zijn, dan bij de andere groepen uit het aanbod, die werken vanuit de motivatie en doelstellingen van een kleine artistieke leiding.

Conclusie

Over de hele linie ontstaat het beeld van artistiek ambitieus amateurtheater, dat vrij gedegen, traditioneel theater maakt. Vernieuwing en avant-garde zijn — op enkele uitzonderingen na — niet bij de amateurs te vinden. Zelfs de gezelschappen die rond een zelfstandige maker zijn georganiseerd, en waarbij het artistieke ei van zo’n maker in alle vrijheid uitgebroed zou kunnen worden, spelen vooral bekendere, psychologisch-realistische stukken. Ook minder gangbare disciplines, zoals mime, poppentheater en bewegingstheater, zijn in de aanmeldingen nauwelijks terug te vinden.

Ambitie, voor alle amateurs die zich hebben aangemeld, ligt vooral in het streven naar erkenning. Daarvoor is het nodig om vormen te zoeken en voorstellingen te spelen die voor een breed publiek toegankelijk zijn, en tegelijkertijd niet teveel gebonden zijn aan de specifieke plaats waar wordt gespeeld. Ambitieuze amateurs willen iets uitdragen aan meer mensen dan alleen hun naaste familie en vrienden: een visie op theater, hun eigen kwaliteiten als speler, of een visie op de liefde, de wereld en de rest.

In de meeste gevallen wil men dat doen door serieus, gedegen repertoire. Toneelstukken met mooie rollen.

Het NCA wil met het Amateur Theater Circuit bijzondere en belangwekkende ontwikkelingen in het amateurtheater volgen. Aan de hand van de aanmeldingen kan worden vastgesteld dat deze zich grotendeels op repertoire-gebied  afspelen. Hierbij gaat het zeker niet om vernieuwing in de vorm van vergaande vorm- en tekst-experimenten. De belangrijkste ontwikkeling is, dat het aantal verenigingen, dat hogere repertoire-eisen stelt, toeneemt. Vertegenwoordigers van het “grijze gebied” — gezelschappen die streven naar een semi-professionele status — vormen een minderheid.

Blij mee? Doe me een donatie!
Become a patron at Patreon!

Wil je hulp bij het schrijven, of gewoon een keer advies over je project? Stuur me een mailtje.